18 JANUARI 1962
121
Ambonnezen nog komen. Hij heeft n.l. vernomen, dat de huisvesting van
de Ambonnezen van de baan was.
Voor de toewijzing aan de gemeente Breda voor 1962 van 200 woning
wetwoningen is hij zeer verstoord. Vooral nu blijkt, dat het aantal
woningzoekenden per ultimo 1961 groter is dan per ultimo 1960.
Wethouder Vermeulen heeft naar zijn mening een duidelijk overzicht
gegeven. Er resten voor hem geen verdere vragen.
Tenslotte deelt hij mede, dat het hem zeer tegen is gevallen, dat er
maar vijf gegadigden waren voor het kopen van woningwetwoningen.
De heer QUADEKKER zegt, dat de voorzitter blijkens zijn nieuw
jaarsrede in het E.T.I.-rapport de positieve gedachten voor Breda's
toekomst heeft gevonden. Vele fractievoorzitters uit de raad hebben
echter uit dit zelfde rapport allerlei droeve geluiden laten horen, n.l.
hoe Breda is achtergebleven, wat er allemaal fout in het beleid is
geweest, enz.
Spreker wil gaarne enkele gedachten, die de P.K.-fractie over dit
rapport heeft en uit het genoemde rapport haalde, thans naar voren
brengen.
In het E.T.I.-rapport constateert men op pagina 7:
,,Deze uitspraken, gecombineerd met enkele andere gegevens, duiden
voldoende aan, dat Breda is omgeven door een uitgestrekt gebied met
een structureel surplus aan de arbeiders en dus met een structureel tekort
aan werkgelegenheid. Dat dit in deze tijd van overspannen arbeidsmarkt
niet tot uiting komt in werkloosheid en ook in dit gebied gesproken
kan worden van arbeidsschaarste, doet hieraan niets af. Overigens
manifesteert het structurele tekort zich in vertrekoverschotten en een
massale pendel naar de Randstad Holland casu quo naar het stadsgewest
Eindhoven. Wij menen, dat hier voor de gemeente Breda een taak ligt.
Als grote stad moet zij in sterker mate over expansiemogelijkheden
beschikken dan de kleinere gemeenten uit de betreffende gebieden. Men
zou kunnen zeggen, dat Breda met zijn pluriform karakter een aanzet
heeft tot ontwikkeling van de werkgelegenheidsgroei in diverse richtingen
en daarmee het best is toegerust voor de taak, die ten aanzien van de
bevolking van West- en een gedeelte van Centraal-Brabant moet worden
vervuld."
Deze pendel van het overschot naar het tekortgebied wordt in
Breda gecompenseerd door aantrekking van Belgische arbeidskrachten.
Spreker is van mening, dat dit ook steeds moeilijker zal gaan worden,
omdat deze arbeidskrachten in eigen land steeds meer werkgelegenheid
vinden. De vermindering van de pendel is hoge noodzaak, in verband
met het tekort aan arbeidskrachten in de gemeente Breda en in West-
Brabant. Spreker is van mening, dat er in de gemeente Breda een surplus
aan arbeidsplaatsen aanwezig is.
Wanneer op pagina 8 van het rapport wordt geconstateerd, dat er
voor Breda ook een taak ligt buiten de provincie, voor wat betreft de
werkgelegenheid, dan vindt spreker dit wel erg ver gezocht. De pendel is
naar zijn oordeel ook een gevolg van de eis van de werkgevers om
hogere inkomsten te kunnen geven aan de werknemers.
Bij het lezen van blz. 13 en volgende en ook van blz. 19 vraagt hij
zich af, hoe het mogelijk is, dat met zeer globaal geraamde gegevens
een werkgelegenheidsgroei kan blijken, als de werknemers niet beschik
baar zijn of niet kunnen worden aangetrokken. Deze groei wordt nog
minder duidelijk, omdat juist de vakarbeiders niet te krijgen zijn. Boven
dien zijn de industrievestigingen in de gemeenten rond Breda (zoals
Oosterhout, Etten, Roosendaal, enz.) van invloed. Hij is van mening,