18 JANUARI 1962
123
weer moet opmaken om de aangekomen buitenlandse arbeidskrachten,
die onze tekorten komen aanvullen, te begroeten.
Dat door de voorzitter de „mehr-zweck Gebaüde", waarin de mogelijk
heid bestaat dat „der Kongresz tanzt", worden afgewezen, als zijnde
beelden van „Kulturfreudigkeit", stemt zijn fractie gelukkig. De fractie
van spreker ondersteunt de visie van de voorzitter, dat liever geduld
moet worden beoefend en dat liever verwijten over het langer uitblijven
van realisatie moeten worden aanhoord, dan later verwijten moeten
worden geaccepteerd, dat het een en ander ondoelmatig is en niet perfect
geslaagd genoemd wordt.
Spreker juicht een eventuele vestiging van het girocoderingskantoor
van harte toe, doch hij ziet echter wel gefronste wenkbrauwen van de
ouders, als de voorzitter aan de directie vele jonge dochters van Breda
offreert.
Spreker ziet verlangend uit naar het z.g, „groen-plan", dat binnenkort
volgens de mededeling van de voorzitter het licht zal zien. Hij hoopt,
dat dit plan het licht goed zal kunnen verdragen; dit licht dan door
een Bredase bril bezien.
Wanneer de voorzitter constateert, dat het progressieve standpunt van
Breda bekend is, dan haakt hij nog even in op zijn opmerking van
gisteren over het open oog voor de progressiviteit van de Breda om
ringende grotere en kleinere gemeenten, dat er beslist moet zijn, om
niet achter te geraken.
Voor de door gedeputeerde staten wederom toegewezen 200 woning
wetwoningen heeft spreker maar één woord; n.l. „Droevig",
Spreker vraagt zich af of men in 's-Hertogenbosch niet begrijpen wil,
dat Breda hiermede totaal vastloopt, of is men bang, dat Breda bij het
verkrijgen van een groter contingent, misschien te snel omhoog gaat in
belangrijkheid ten opzichte van andere gemeenten. Het is volgens zijn
mening alleszins de moeite waard om dit uit te zoeken. Hij kan niet
aannemen, dat domme cijfers het „to be or not to be" van zo'n belangrijk
facet voor zulk een op dit punt in nood verkerende gemeente kunnen
uitmaken.
Wat de algemene beschouwingen van de heer Van Bijnen betreft,
mag hij misschien opmerken, dat hij niet gespiekt heeft uit de aanteke
ningen van de genoemde fractievoorzitter. Maar het is blijkbaar mogelijk,
dat men toch dezelfde zinnen zegt. De investeringsnota en de gemeen
schappelijke aanplakborden zijn er voorbeelden van.
Spreker vindt het betoog van de heer Van Bijnen een knap financieel
stuk werk. Het door hem beloofde subsidie-verdelings-voorstel wordt
door de fractie van spreker met belangstelling tegemoet gezien. Dit
voorstel is wederom een bewijs van de werkzaamheid van de raad, die
het actief dienen van de gemeente voor ogen houdt. Dat echter, volgens
hun verklaring, drie van de vier wethouders benieuwd zijn naar de
inhoud van het voorstel, kan spreker haast niet geloven.
In zijn betoog heeft de heer Vis eveneens blijk gegeven een diepgaande
blik in de gemeentelijke financiële zaken te kunnen geven. De heer Vis
heeft alles op landelijk niveau betrokken. Spreker deelt mede, dat dit
van zijn fractie niet moet worden verwacht, want zij zijn slechts van
gemeentelijk niveau.
Ook spreker betreurt het, dat de heer Kamphuijs zo snel na zijn
jubiieum als raadslid is vertrokken. Tevens betreurt hij het, dat de heer
Van Toledo zo geruisloos de gemeenteraad heeft verlaten. Hij zou hem
nog zo gaarne de hand hebben gedrukt.
De heer Van Houten heeft een goed te volgen betoog gehouden,
ofschoon hij moest invallen voor zijn fractievoorzitter.
Dat de kosten van de straatverlichting in de grondprijzen worden