18 JANUARI 1962
125
heeft gedaan om in de eerste klasse van de gemeentelijke indeling te
komen. Hij hoopt, dat dit nu als universiteitsstad zal gelukken.
Bij de door de voorzitter opgesomde accommodaties voor de K.M.A.-
opleiding nieuwe stijl, zoals Kadettenhotel, Officiershotel en verdere
accommodaties, troffen hem de woorden „bij het moederhuis". Hij kan
zich dit voorstellen, want het zijn „jongetjes". In ieder geval is hij
verheugd, dat het Valkenberg onaangetast blijft.
Het antwoord van de voorzitter aan de heer Van Houten, dat het
houden van meer raadsvergaderingen het gevolg zal hebben, dat door
de ambtenaren meer stukken gereed zullen moeten worden gemaakt, is
een bewijs in het ongerijmde.
Spreker ziet niet in, dat er dan meer stukken zullen moeten worden
geproduceerd. De bedoeling is volgens hem de overladen agenda's te
verdelen over twee raadsvergaderingen.
Over de brand bij V. en D. in de Karrestraat heeft de voorzitter gezegd
niet meer te willen beginnen. Spreker wil er echter niet langer dan
3 minuten op ingaan. Hij gaat akkoord met de opmerking van de voor
zitter, dat de brand uit is. Doch hij zit niet in de raad om de mensen
te krenken of aan te vallen. Dit ligt ook niet in zijn aard, zolang de
verhoudingen in de raad normaal blijven en dat doen zij hier zeer zeker.
Tijdens de brand vertoefde spreker in Frankrijk en na zijn thuiskomst
heeft hij dus het verslag in de krant gelezen en de vragen daarna gesteld.
Spreker wijst op de eed, die hij bij zijn benoeming heeft afgelegd. Hij
zit naar zijns inziens in de raad om op toestanden, die hem minder juist
voorkomen, te attenderen en daardoor degenen, die ermede belast zijn,
zo nodig te activeren.
Indien de voorzitter spreekt over „meiers", dan wijst hij erop, dat
er ook een enkele „schrijfmeier" bestaat, die geen voorlichting geeft
maar ophitsing pleegt. Spreker vindt dit jammer voor hem, maar hij
kan nog veel leren, want hij is nog jong.
Dat het rookverbod op de publieke tribune wordt opgeheven, vindt
hij zeer prettig. Nu durft hij zelfs om wat meer zitplaatsen op deze
tribune te vragen.
Wanneer wethouder Meijs in zijn antwoord op de algemene beschou
wingen spreekt over een bedrag van 139,22 en 43„met een fractie
erachter, die te verwaarlozen is, dan zal dit naar sprekers mening wel
een geldelijke fractie geweest zijn.
Dat prognoses altijd aan te vallen zijn, is spreker met de wethouder
eens. Dat er een ruime reserve in het gemeentefonds aanwezig is, noemt
hij voorwaar een goed begrip van koopmanschap.
Een afschrijvingspercentage van 2Yl°/o (dus afschrijving in 40 jaar)
voor gebouwen, noemt spreker normaal. Met een afschrijving van 1H'%,
zoals door de heer Van Bijnen voorgesteld, kan hij zich niet verenigen.
Spreker wil nog opmerken, dat cumulatief in neergaande lijn, zoals
de wethouder dit heeft gezegd, overeenkomst met een negatieve cumulatie.
Wethouder Meijs sprak over progressief en bijna zei hij Progressief
Kader. Er zijn wel meer mensen, die dit zeggen. Spreker vindt dit niet
erg. Het klinkt in ieder geval beter, dan de lijst Quadekker, zoals dit
hier en daar nog wel eens te lezen is.
Indien de wethouder spreekt over: „het ramen van de ruimte voor
de rente voor de schouwburg moet genoeg zijn", dan had spreker van
deze financiële expert geen ander antwoord verwacht. Maar hij vindt
de gebruikte alliteratie een extra winstpunt.
Als wethouder Bastiaensen spreekt over een 80-jarig toneelleven in
„Concordia" en dat Breda de eerste gemeente in Zuid-Nederland was met
een dergelijke outillage, is spreker met hem eens, dat dit tot gevolg
moet hebben, dat Breda thans achter is op de nabuurgemeenten, die