130
18 JANUARI 1962
Toezending van de kwartaaloverzichten van de sociografische dienst
ontmoet bij burgemeester en wethouders geen bezwaar.
Wethouder MEIJS zegt, dat de heer Van Bijnen is teruggekomen op
het jaarlijkse bedrag van door afschrijving vrijgekomen middelen in de
investeringsnota. Hij noemde dit niet reëel. Spreker merkt evenwel op,
dat dit ook niet uit de begroting is op te maken; men moet dit consta
teren uit de interne administratie. Dat de huidige zware kapitaalslasten
het gevolg zijn van het gevoerde beleid van het voorgeslacht, zou hij niet
gaarne onderschrijven. Men moet niet vergeten, dat het verzorgingspeil
veel hoger geworden is en dat daardoor een geheel andere situatie is
ontstaan. Het weer op peil brengen na de oorlog van allerlei zaken heeft
de grote rente- en afschrijvingslast veroorzaakt.
Inderdaad schuwen burgemeester en wethouders de loutering door het
financiële vagevuur. Burgemeester en wethouders willen deze loutering,
in rijkshanden, zo lang mogelijk ontgaan als dit mogelijk is.
Hij geeft de heer Vis toe, dat de raming van de toeneming van de
inkomsten onzeker is, doch hij wijst erop, dat alles slechts een prognose
is. Of de ramingen juist zijn, zal de praktijk moeten bewijzen. De nabije
toekomst is te bezien. Wat de verre toekomst zal geven weet hij niet.
Ook niet aan de hand van de nieuwe wet financiële verhouding.
Vijf jaar geleden is er reeds een investeringsplan geweest, al was
dit niet zo uitgewerkt als het thans voorliggende. Hij hoopt, dat de inves
teringen, zoals thans geraamd, volgens plan kunnen worden afgewerkt.
Opgemerkt zij, dat de gemeente afhankelijk is van de rijksgoedkeuringen.
Het lastenpercentage van 8 is samengesteld uit 4J4 f/o rente en
3 afschrijving en het restant voor het opvangen van onderhouds- c.q.
exploitatielasten.
De heer Vis heeft gezegd, dat er geen rekening is gehouden met de
waardedaling van het geld. Spreker merkt op, dat er verschillende moge
lijkheden zijn. Er kan ook een waardestijging van het geld komen, zoals
dat na de voorlaatste wereldoorlog is gebleken en daardoor kan het
één zowel als het ander elkaar opheffen. Hij is van mening, dat wat
dit betreft afwachten slechts de boodschap kan zijn.
De heer Van Houten heeft de investeringsprognose labiel genoemd, die
regelmatige herziening behoeft. Spreker heeft dit reeds toegegeven. De
gemeenteraad zal over de stand van zaken worden ingelicht. Bovendien
zal ieder jaar moeten worden bezien, wat voor rectificatie in aanmerking
komt.
Indien er zich mogelijkheden zullen voordoen om tot belastingverlaging
te komen, dan zullen deze door burgemeester en wethouders niet worden
vergeten. Spreker is echter van mening, dat dit nog lang zal duren.
Wethouder BASTIAENSEN deelt mede, dat burgemeester en wet
houders binnenkort voorstellen aan de raad zullen kunnen doen om tot
verbetering van het gebouw „Concordia" te geraken.
Momenteel wordt onderzocht of systeembouw voor lagere en kleuter
scholen kan worden toegepast, doch voor gymnastieklokalen zijn burge
meester en wethouders nog niet zo ver.
Spreker beaamt nogmaals, dat er tussen de provincie en de grote
gemeenten een gesprek gaande is over de subsidiëring van het Zuidelijk
Toneel, het Brabants Orkest en het Brabants Conservatorium. Het is
hem nog niet duidelijk, hoe dit voor Breda zal uitvallen. Hij meent, dat
de te verlenen subsidies zullen moeten worden verhoogd. Er wordt
gezocht naar een verdeelsleutel, waardoor de provincie een groter deel
te dragen zal hebben. Maar elk bedrag dat uit de besprekingen resulteert,
valt uit te drukken in een bedrag per inwoner.
De Culturele Werkgemeenschap heeft goede hoop, dat de kwestie rond