19 JANUARI 1962 147 geving van de woning kunnen spelen en door de ouders op elk moment te zien zijn vanuit de woning. Kleinere kinderen op een flat missen toch al veel. Ik ben van mening, dat wij het gemis aan een tuin kunnen en moeten vergoeden door b.v. tussen de flats in de groenstroken grote zandbakken te plaatsen. Veel meer hebben kleine kinderen echt niet nodig. Tot slot wil ik, memorerend het meningsverschil in de raad over het al of niet rooien van bomen in bepaalde straten, nogmaals aandringen op zoveel mogelijk handhaving van de bomen in de stad, voorzover deze voor het verkeer geen gevaar opleveren. Met genoegen las ik in uw antwoord op het centraal rapport betreffende deze kwestie, dat uw college ook zeer voorzichtig tewerk zal gaan. Willen we Breda, wat betreft groen en beplantingen, zijn aantrekke lijkheid doen behouden, dan zullen we zeker het oude peil moeten handhaven. De heer MENDES zegt: Als ik het goed begrepen heb, mijnheer de voorzitter, was het de bedoeling van de vragensteller in het centraal rapport, een discussie uit te lokken over de aanleg van onze nieuwe stadswijken, een ogenblik ons te bezinnen over de vraag of wij op de zelfde voet zullen doorgaan dan wel of het misschien aanbeveling ver dient eens andere stedebouwkundige oplossingen toe te passen. Als men jarenlang in iedere nieuwe stadswijk weer dezelfde ideeën, hoe fraai op zichzelf ook, ziet toegepast, dan went men daar zo aan, dat men zich tenslotte alleen maar bij deze ideeën gelukkig voelt en zich er helemaal niet meer van bewust is, dat er ook nog even goede andere oplossingen mogelijk zijn. Het is juist als met die man, die iedere dag bruine bonen at; hij vond alleen maar bruine bonen lekker. Toen op zekere dag een vriend hem er opmerkzaam op maakte, dat ook witte bonen heel lekker en voedzaam zijn, vond hij dat erg raar. Hij was verontwaardigd en wond zich vreselijk op. Ook andere bruine bonen eters reageerden fel. Maar zijn vriend had gelijk. Zo kan men in de nieuwe wijken van tal van Nederlandse steden vaststellen, dat er in derdaad andere en toch fraaie stedebouwkundige oplossingen mogelijk zijn. Uiteraard onderschrijf ik het antwoord van uw college op de gemaakte opmerkingen in zijn algemeenheid, want onze nieuwe woonwijken zijn ongetwijfeld zeer fraai. Maar ik ben er zeker van, dat, als ik raadslid was in een andere gemeente waar men met andere stedebouwkundige oplossingen werkt, ik, indien een raadslid een verandering van koers suggereerde, ik het antwoord van het college van burgemeester en wet houders in die plaats eveneens zou onderschrijven, dat is n.l. de les van de geschiedenis met de bruine en witte bonen. In het antwoord op het centraal rapport staat: „Bij het ontbreken van voldoende groenvoorziening zal een woongebied niet alleen niet voldoen de „leefbaar" zijn, doch in de toekomst spoedig in verval raken met de daaraan verbonden economische schade". Er zijn echter steden, waar dit niet altijd opgaat. In de woonwijk Amsterdam-Zuid is heel weinig groen; toch is die wijk niet in verval geraakt. Ook in Rome zijn wijken, waar geen grassprietje groeit. De leefbaarheid van een wijk hangt volgens spreker af van wat er gebouwd wordt; het gaat om het uiterlijk van de bebouwing. Verder staat er in het antwoord op het centraal rapport: „De bebou wingsdichtheid van de nieuwe wijken is niet minder dan die van de daaraan voorafgaande, zodat de indruk, dat in iedere nieuwe wijk de groenvoorziening een steeds grotere plaats inneemt, niet juist kan zijn". Spreker vindt dit niet juist gesteld; het ligt enigszins anders. De bebou-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1962 | | pagina 147