19 JANUARI 1962
167
kamers, is de bezetting van 13 woningen 3, 43 met 4 en 38 met 5 per
sonen. Van de 68 woningen type B, woningen met 5 slaapkamers, is
de woningbezetting: 7 met 4, 9 met 5, en 16 met 6 personen. Nu kan
men hier tegenin brengen, dat dit gezinnen zijn, die door een of andere
oorzaak direct geholpen moesten worden en daar er geen andere woning
beschikbaar was, zij een woning kregen toegewezen, die gezien de ge
zinssamenstelling eigenlijk te groot voor hen was. Maar, mijnheer de
voorzitter, uit mijn eigen omgeving is mij bekend, dat gezinnen met 6,
7, 10 en 12 personen gevraagd hadden of zij in aanmerking konden
komen voor een ruimere woning in Doornbos en als antwoord kregen:
„Uw zaak heeft de aandacht, maar wij kunnen u nog niets met zekerheid
toezeggen" of het antwoord luidde: „U verkeert niet in woningnood".
Nu moet ik hier eerlijkheidshalve aan toevoegen, dat de door mij
bedoelde personen niet in een gemeentewoning woonden. Het zijn
echter alle gezinnen, die een woning bewonen van een bouwvereniging
en men mag toch wel aannemen, dat het contact tussen het huisvestings
bureau en de bouwverenigingen van dien aard is, dat, als er een op
schuiving plaats vindt, de bezetting van de vrijgekomen woning onder
ling naar genoegen geregeld kan worden.
Nog een ander voorbeeld willen wij hier naar voren brengen. Een
gezin van 6 personen, dat een gemeentewoning bewoonde wilde graag
naar een prontowoning. Als antwoord op een verzoek werd hem mede
gedeeld, dat zij hiervoor niet in aanmerking kwamen, omdat genoemde
woningen bestemd waren voor grote gezinnen. Men kwam naar mij toe
en vroeg of hier iets aan gedaan kon worden. Men vond namelijk het
antwoord zo vreemd, omdat bekend was, dat een gezin van 5 personen,
dat naast hem woonde en dus eenzelfde woning bewoonde, wel een,
prontowoning was toegewezen. Toen dit geval door mij bij het huis
vestingsbureau aanhangig werd gemaakt, bleek, dat de directeur er blij
mee was, dat hij de beschikking kon krijgen over deze goedkope woning
en binnen 2 maanden kon opschuiving plaats hebben.
Mijnheer de voorzitter! Uit deze voorbeelden blijkt wel, dat het met
het opschuiven toch maar stroef gaat en juist nu, nu het aantal woning
zoekenden weer stijgt, is het ons inziens juist noodzakelijk, dat men hier
meer aandacht aan besteedt. Het is daarom, dat wij uw college ver
zoeken om deze zaak nogmaals ernstig in studie te nemen.
Mijnheer de voorzitter! Het zal bij alle raadsleden wel net zo zijn
als bij ons, namelijk, dat wij nog al eens benaderd worden door per
sonen met het verzoek of wij niet iets kunnen doen voor hun geval van
woningnood. Uit de vele gesprekken, die wij met deze personen gehad
hebben, blijkt toch wel eens, dat er verschillende bij zijn, die menen
klachten te hebben over het huisvestingsbureau.
Onze vraag is nu: tot wie kunnen deze mensen zich wenden? Uw
antwoord zal misschien zijn: „tot de wethouder", maar er zijn ons ge
vallen bekend van personen, die zich met hun klachten schriftelijk tot
de wethouder wendden en dan om een persoonlijk onderhoud vroegen,
een schrijven terugkregen, waarin hun werd medegedeeld, dat het ge
vraagde onderhoud werd afgewezen, omdat uit een onderzoek, dat bij
het huisvestingsbureau was ingesteld, was gebleken, dat hun klachten
ongegrond waren. Graag zouden wij willen vernemen, welke procedure
bij een dergelijk onderzoek wordt gevolgd.
Tot slot willen wij nog een opmerking maken over een antwoord,
dat wij hebben gekregen op een vraag uit het centraal rapport, waarin
door ons werd gesteld of het mogelijk is, dat er in de uitbreidingsplan
nen voor het komende jaar ook bejaardenwoningen kunnen worden
opgenomen. Als antwoord lezen wij op pagina 41: „Pogingen om te
komen tot het stichten van woningen voor bejaarden, zijn steeds gestrand