19 JANUARI 1962
169
De heer VAN DEN EEDEN zegt de achtergronden niet voldoende
te kennen, doch hij meent, dat de woorden „met verontwaardiging"
beter vervangen kunnen worden door „met leedwezen".
De VOORZITTER constateert, dat de ingediende motie geen kans
van slagen zal hebben, als deze gezonden moet worden naar de politieke
partijen in beide Kamers. Bovendien kan het allemaal wel waar zijn,
doch er zijn andere methoden om dit alles ter kennis te brengen van
de belanghebbenden. Spreker raad een motie beslist af. Het college van
burgemeester en wethouders heeft als het ware dagelijks met gedepu
teerde staten te maken; dit contact is steeds van prettige aard. Deze
verhouding zou het college niet gaarne vertroebeld zien. In verband
met de toewijzing van het vorig jaar zijn wethouder Vermeulen en
spreker naar gedeputeerde staten geweest. Het is hem bekend, dat de
gene van gedeputeerde staten, die voor de toewijzing te zorgen heeft,
dit op een uiterst gewetensvolle wijze doet. Betrokkene kan het ook
niet helpen, dat hij zo weinig toe te wijzen heeft; hij moet zich houden
aan de bestaande richtlijnen. Spreker verzoekt burgemeester en wethou
ders opdracht te geven de gevoelens van de raad bij gedeputeerde staten
kenbaar te maken. Dit kan dan op een correcte manier geschieden, die
zeker niet minder doeltreffend zal zijn. Na een gesprek met gedepu
teerde staten zullen burgemeester en wethouders de raad nader informe
ren. Hij stelt voor de motie, waarin sprake is van verontwaardiging en
die in het geheel nogal scherp is gesteld, niet aan te nemen. Spreker
meent, dat het effect niet groter zal zijn als afgeweken wordt van de
normale vorm. Hij is het ermede eens, dat in de zaak niet moet worden
berust; de verantwoordelijkheid kan men niet blijven dragen. Alles is
er voor de normale weg te blijven bewandelen.
De heer VIS zegt, dat het oorspronkelijk in de bedoeling lag om de
motie uitsluitend ter kennis te brengen van de politieke partijen. In'
zijn algemene beschouwingen heeft hij duidelijk gesteld, dat de oorzaak
van de slechte situatie inzake het woningbouwbeleid ligt bij het lands-
beleid. Na een gesprek in de koffiepauze met de fractie-voorzitters is
in de motie ook gedeputeerde staten opgenomen. Spreker is het met de
heer Van Bijnen niet eens, dat de raad niet competent zou zijn het
landelijk beleid te beoordelen. Juist wel, omdat de raad er direct mede
te maken heeft.
Spreker voelt wel iets voor de gedachtengang van de voorzitter, om
dat hij niet in staat is de verdeling en de verdeelsleutel te beoordelen.
Om die reden zou hij er dan de voorkeur aan willen geven dat de raad
burgemeester en wethouders verzoekt de motie bij gedeputeerde staten
ter tafel te brengen.
De heer VAN BIJNEN zegt, dat het hem, evenmin als de raad de
verdeelsleutel van gedeputeerde staten kan beoordelen, onmogelijk is
om het landsbeleid te beoordelen. Hij wil gaarne de materie aan ge
deputeerde staten voorleggen in de geest, zoals is besproken.
De heer MINDERHOUD houdt er niet van om lieve woorden te ge
bruiken. Hij wil een krachtig protest laten horen en hij blijft verontwaar
digd.
De VOORZITTER merkt op, dat dit rustig aan wethouder Vermeulen
kan worden overgelaten; de raad behoeft niet bevreesd te zijn dat de
wethouder in deze zal falen. Met krachtige woorden en toch op een
hoffelijke manier zullen gedeputeerde staten van een en ander in kennis