180 19 JANUARI 1962 voor de bouw te verkrijgen en zo mogelijk een gelijke aanvang van de bouw der beide projecten. Spreker hoopt dat burgemeester en wethou ders er in zullen slagen dit doel te bereiken. De heer VIS meent bij de algemene beschouwingen reeds voldoende te hebben doen blijken dat de voorkeur van zijn fractie uitgaat naar het allereerst bouwen van een schouwburg. De voorzitter heeft reeds gezegd dat de in het investeringsplan voor 1962 voorkomende ramingen voor de voorbereiding van de stadhuisbouw en de schouwburgbouw gehandhaafd zullen blijven. In dit verband heeft hij gesproken over een raming voor 1963 van 150.000,Spreker heeft dit bedrag in de investeringsnota niet kunnen vinden. Wellicht kan hierop nog enige nadere toelichting worden gegeven. Spreker constateert overigens dat het standpunt van zijn fractie dicht bij dat van de fractie van de heer Van Bijnen ligt. Er is echter een belangrijk nuanceverschil. Spreker acht het niet nodig op alle argumenten nog in te gaan, maar het is wel goed de zaken duidelijk te stellen. Het is juist de voorbereiding van stadhuis en schouwburg gelijk ter hand te nemen met het oog op een duidelijk stedebouwkundig geheel. Als de bouw niet tegelijkertijd kan worden gerealiseerd zal eerst de schouwburg moeten worden gebouwd en dan het gedeelte van het stad huis dat nodig is voor de administratieve diensten. De heer QUADEKKER heeft eveneens genoteerd dat in 1963 150.000,op het investeringsplan voor de onderhavige projecten is uitgetrokken. Hij kan dit bedrag al evenmin terugvinden. Hij is het evenwel eens met de beide vorige sprekers, maar zou in elk geval zonodig het stadhuis willen laten prevaleren. De heer VAN WERKHOOVEN zal als insider gaarne zijn visie op het schouwburgvraagstuk geven. De belangstelling voor deze zaken is niet sprekers beroep maar zij komt voort uit zijn hobby voor het toneel c.a. Alle voorbereidingen wijzen op de intentie van burgemeester en wethouders om tot de bouw van een nieuwe schouwburg te komen. Spreker is wel verbaasd over de ommezwaai die hieruit blijkt. De ge meente Breda heeft op dit gebied nooit iets gedaan, behalve dan de subsidiëring van het Zuid-nederlands toneel. Er is alleen belasting ge heven en nooit een cent voor het onderhavige doel uitgegeven. De sub- sidiepost van f 15.000,is alleen bestemd voor bijzondere culturele doeleinden. Met toestemming van de betrokken wethouder is dit subsidie later verwaterd tot een subsidie voor normale voorstellingen. De aan vankelijke restrictie was in elk geval: bijzondere culturele doeleinden. De normale voorstellingen zijn nooit op enigerlei wijze gesubsidieerd. Maar nu kentert het getij. De stichting van een schouwburg in Tilburg heeft de ommezwaai veroorzaakt. Tilburg is een nieuwtje. Men mag de resultaten van de Tilburgse schouwburg gerust buitengewoon aardig noemen, maar het is niet bekend hoeveel bezoekers er zijn van buiten de stad. In de algemene beschouwingen is er op gewezen dat er zelfs geza menlijke reizen naar Tilburg werden georganiseerd. Spreker wijst er op dat dit verband hield met de voorstellingen van „My fair lady", een evenement dat niet in Concordia kan worden gebracht. In elk geval lijkt het duidelijk dat de drang naar een nieuwe schouwburg een gevolg is van de nieuwe schouwburg in Tilburg. Spreker herinnert zich nog dat de burgemeester bij zijn intrede in Breda heel wat gereserveerder was en toen verwees naar het bezit van Concordia. Het is overigens verheugend dat er nu een dergelijke groei in de belangstelling van de oudste cultuur uiting, het toneel, blijkt te ontstaan. Maar men moet toch wel met beide voeten op de grond blijven staan. In dit verband wil spreker benadruk-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1962 | | pagina 180