19 JANUARI 1962
185
De VOORZITTER schorst hierop de vergadering voor nader beraad
in het college van burgemeester en wethouders.
Na de heropening zegt de VOORZITTER dat burgemeester en wet
houders het in het licht van de driedaagse beschouwingen, nuances en
formuleringen eens zijn geworden over de volgende formule:
„beide plannen worden tegelijkertijd door de twee architecten ontwor-
„pen; in de uitvoeringsvolgorde van het tweeledige project zal aan het
„stadhuis voorrang worden gegeven".
De heer VIS wenst stemming, omdat zijn fractie prioriteit aan de
schouwburg wenst te geven.
De heer DRION meent dat de partijen elkaar gemakkelijk zullen
kunnen vinden wanneer in de formulering het woord „zonodig" wordt
ingevoegd.
De VOORZITTER deelt mede, dat burgemeester en wethouders niets
aan de formule wensen te veranderen.
Vervolgens wordt overgegaan tot stemming. Het voorstel van burge
meester en wethouders wordt aangenomen met 20 stemmen tegen 16.
Vóór stemmen de leden: Van den Eeden, Mr. Bastiaensen, mevrouw
Van Mierlo, Minderhoud, Van Caulil, Meijs, Van Boxtel, Vermeulen,
Hulskramer, Van Houten, Van Werkhooven, Cosijn, Biemans, Kramers,
Quadekker, Kroon, Verschuren, Van Gisbergen, Stokkermans en Melzer.
Tegen stemmen de leden: Mendes, Renooij, Rattink, Hilte, Van Duijl,
mevrouw De Bonte, Vis, Van der Zwan, Broeders, Van Bijnen, Spanjer,
Nieuwlaat, Lous, Camphens, A. C. Bastiaansen en Drion.
De heer RATTINK zegt het volgende:
Mijnheer de Voorzitter,
Bij de algemene beschouwingen door de fractievoorzitters is de goede
voorlichting en dito samenwerking tussen uw college en de raad ter
sprake geweest. Mag ik hier dan zeggen dat hetzelfde geldt voor een
onderdeel van de raad, in deze dan de onderwijsafdeling. Door de vol
ledige bereidheid tot het verstrekken van in- en het geven van voor
lichting wordt een prettige sfeer geschapen en is het werken in die
afdeling een genoegen.
Zo eens de notulen van vorige begrotingsbehandelingen doorblade
rende kwam ik bij die van oktober 1959. Van hetgeen ik toen bij dit
hoofdstuk zei was het overgrote deel gewijd aan een betoog voor de
bouw van een openbare lagere school en eenzelfde kleuterschool. Met
het in de vergadering van december 1961 aangenomen principe-besluit
hebt u mij maar ook u zelf veel werk bespaard. Bij de algemene
beschouwingen gaf de heer Vis over dat besluit reeds zijn verheugenis
te kennen en ik sluit mij daarbij gaarne aan. Blijft in deze de urgentie.
Dit betekent voor uw college een keuze maken ook bij het uitbrengen
van advies. Nu vragen naar dat t.z.t. uit te brengen laat ik achterwege;
ik stel vertrouwen in uw college. Maar, mijnheer de voorzitter, dat be
sluit was een principebesluit. Hierna zal nog moeten komen laat ik
het zo noemen het bouwbesluit. Ik neem aan dat burgemeester en
wethouders zeer tijdig een dergelijk besluit aan de raad zullen voor
leggen.
Mijnheer de voorzitter, de openbare scholen hebben een oudercom
missie. Ik heb zo het idee, dat bij de bijzondere scholen daaraan nog
wel het een en ander ontbreekt. Bij goed onderwijs behoort naar mijn
mening ook een vruchtbaar samenspel tussen ouders en school. De
ouders zullen belangstelling moeten hebben voor de school welke door
hun kind wordt bezocht. Waar hier sprake is van bijzonder onderwijs