m
186 19 JANUARI 1962
ben ik mij bewust dat hier alleen een wens kan worden geuit, een hed
suggestie kan worden gedaan. Wa£
Mijnheer de voorzitter, het aantal leerlingen van de openbare lagere ves(
school aan de Viandenlaan daalt. Aan uw college zou ik willen ver- cje
zoeken als goed schoolbestuur na te gaan waarin die daling haar oorzaak C
vindt. De oorzaken kennende kunnen wij ons beraden wat in deze al noc]
of niet moet worden gedaan Volledigheidshalve wil ik er wel bij zeggen m0j
dat mijn gedachten in eerste instantie niet uitgaan naar de toepassing voi,
van artikel 55 quater. Uit een mij verstrekt staatje blijkt, mijnheer de
voorzitter, dat nog scholen voor lager onderwijs en kleuteronderwijs,
waarvoor in 1959 en 1960 reeds de beslissing tot medewerking werd ge- geu
nomen, moeten worden gebouwd. Gelukkig is het wel zo dat voor de }let
huisvesting van de door mij bedoelde scholen een redelijke oplossing c]oe
is gevonden. En vooral een huisvesting zonder dat een school over ver Sp0
van elkaar liggende gebouwen is verspreid. De oplossing zal wel eens har
hoofdbrekens hebben gekost, maar gelukkig is men geslaagd en dit in het gez
belang van het onderwijs. kon
Bij de behandeling van de begroting 1960, mijnheer de voorzitter, zei wei
ik dat de financiering van het lager onderwijs een niet geheel bevredi- en
gende zaak was en vroeg mij daarbij af of daarin niet verandering diende gee
te worden gebracht, verandering in die zin dat de financiering direct geb
door het rijk zou geschieden dan wel dat door de gemeentekas beschik- algt
baar gestelde gelden integraal zouden worden gerestitueerd. Het is an- gen
ders uitgevallen. De gemeente krijgt nu voor de uitgaven van het g.l.o., E
v.g.l.o. en b.l.o. een uitkering. Is nu de prognose dat Breda ongeveer jeuj
terug krijgt wat zij aan die soorten van onderwijs uitgeeft? Ik realiseer sch
me hierbij goed dat ik gisteren hoorde wat de waarde van een prognose woi
is. Voor het onderwijs, waarvoor uit het gemeentefonds uitkeringen wor- dee
den verstrekt, gaan wij voor 1962 een totaalbedrag van 2.545.000,101
uitgeven aan directe kosten. Uitgaande van de berekening voor 1960 zou niel
voor 1962 de uitkering artikel 5 financiële verhoudingswet 2.900.000,in
kunnen bedragen. Voor directe uitgaven zou dan maar worden ontvan- ver;
gen 355.000,Maar hoe gaat het dan nu met de andere, laat ik
zeggen, niet directe kosten zoals bijvoorbeeld schoolpsychologische dienst E
40.000,jeugdtandverzorging 18.600,voorkomende onder rijk
hoofdstuk IV? De andere vraag in dit verband is: vallen deze uitgaven
in de uitkering art. 5?
In dit verband rijst ook de vraag hoe uw college de rijksuitkering mal
naar artikel 5 van de financiële verhoudingswet 1960 ziet. Als een doel- van
uitkering of als te behoren tot de ene en algemene uitkering uit het '<:0T1
gemeentefonds. In het eerste geval zijn het onderwijsguldens en zou het ao°
kunnen zijn dat uw college het uit te keren bedrag toch wel min of kon
meer als limiet beschouwt, waarbij, zolang de uitkering niet lager is
dan het bedrag dat wij nu besteden aan het lager onderwijs, er niets aan E
de hand is. Beschouwt uw college het zo dat de uitkering behoort tot de
de algemene middelen dan zou op de oude voet kunnen worden door- uit!
gegaan binnen het raam van de totale financiële mogelijkheden. die
Bij de algemene beschouwingen heeft de heer Van Bijnen opgemerkt,
dat de Bredase uitkeringen beneden de boven-Moerdijkse liggen. Naar
ik meen bedoelde hij hier de vergoeding artikel 101, de exploitatie- ge]j
vergoeding. Die uitkeringen worden beheerst via artikel 55 l.o.-wet door noc]
bepaalde kosten van het openbaar lager onderwijs in aanmerking te ne
men. Gaat men nu met boven-Moerdijkse bedragen vergelijken dan j-
zullen er eerst correcties moeten worden aangebracht. Om een voorbeeld
te noemen. y sch,
Kosten schoolzwemmen. In het boven-Moerdijkse bedrag zijn zij be- een
grepen, in Breda niet. Maar de gemeentekas betaalt wel. Het Bredase hou