19 JANUARI 1962 193 al!e Vijf jaar stilstand in de ontwikkeling van het culturele leven in Breda actle kan niet anders dan funest worden genoemd. De daardoor veroorzaakte wf achteruitgang is voor eenieder duidelijk waarneembaar. 1 e De factoren, die de belangrijkste oorzaken zijn van deze teleurstellende ,.s" gang van zaken en van mijn pessimisme zijn de volgende: (j 1. de schouwburgkwestie; jn 2. de situatie der uitkoop verenigingen; 3. het gemeentelijk culturele beleid; 4. de geringe medewerking aan de opbouw van het Bredase culturele alge- leven van de zijde van sommige groeperingen in de raad en een deel hooi- van de plaatselijke pers. Staat u mij toe, mijnheer de voorzitter, de punten 2, 3 en 4 aan een ij de nadere beschouwing te onderwerpen. ej'n" 1. Over de schouwburgkwestie is reeds genoeg gesproken. ubsl~ Ik feliciteer U mijnheer de voorzitter gaarne met uw persoonlijk succes in deze. Het hedenavond genomen besluit betreur ik echter. 1 om 2. De situatie der uitkoopverenigingen. ngen De Bredase uitkoopverenigingen hebben het heel moeilijk. De ontvang sten lopen voortdurend terug tengevolge van het gestadig verminderde bezoek aan de voorstellingen, terwijl de uitgaven stijgen tengevolge van steld de hogere uitkoopprijzen en de hogere kosten voor reclame, drukwerk, zaalhuur enz. De uitkoopverenigingen zijn geheel afhankelijk geworden van het gemeentelijk subsidie. Dit subsidie is echter zo gering, dat het de uitkoopverenigingen onmogelijk is ooit eens iets bijzonders te doen van of het aantal voorstellingen uit te breiden. Het nieuwe verdeelsysteem aan- heeft geen verlichting van zorgen gebracht. Het geheimzinnige gedoe rond dit nieuwe systeem doet vermoeden dat het gestelde doel niet is bereikt en dat van een mislukking moet worden gesproken. Van de zijde van de vereniging Concordia wordt beweerd dat men daar werkt zonder één enkele cent overheidssteun. Dit is echter niet geheel juist, es in Indirect profiteert ook de vereniging Concordia van de enorme subsidies, neel- die het rijk, de provincies en de gemeenten opbrengen om onze kunst- zoek instellingen in stand te houden. De uitkoopsommen zijn ook op deze kken subsidies gebaseerd. Direct ontvangt de vereniging Concordia subsidies npen voor de jaarlijkse opera- en balletuitvoeringen. i het Behalve de bovengenoemde oorzaken is er naar mijn mening nog een jnige belangrijke reden voor de ongunstige gang van zaken bij deze uitkoop- ikke- verenigingen. Dat is met name het gebrek aan samenwerking tussen mdat deze uitkoopverenigingen. In feite is het toch dwaasheid dat iedere uit- van koopvereniging zijn eigen contacten met de toneelgezelschappen heeft louw teneinde de uitkoopsommen, de toneelstukken en de speeldata vast te iheid stellen. Nog grotere dwaasheid is het geven van drie maal hetzelfde zindt toneelstuk door 3 uitkoopverenigingen in één week voor maximaal 300 bezoekers per avond. Wat een verspilling van tijd, energie en geld! Wij het moeten zo snel mogelijk van dit ongelukkige systeem af. Uitkoopver- het enigingen van verschillend kaliber, best, maar dan tevens een overkoe- mijn pelend orgaan voor de contacten met de kunstinstellingen en de over- oort- heid. Te dien aanzien onderschrijf ik volkomen de opmerkingen terzake het in het jaarverslag 1960/1961 van de commissie cultuurbehartiging school- ïgen, vrije jeugd te Breda onder punt 8, waar ik lees: i dit „bundeling van krachten leidt tot betere programma's tegen lagere nnen kosten; dit moet uiteindelijk alle belanghebbende groepen tot voordeel verk, strekken. Een goede regeling kan ook voldoende waarborgen voor het n de zo zeer gewenste behoud van eigen zelfstandigheid geven. Hier lijkt een meer taak voor de stedelijke overheid aanwezig". 3. Gemeentelijk cultureel beleid.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1962 | | pagina 193