194
19 JANUARI 1962
Het beleid van uw college voor de komende jaren, zoals vermeld op
bladzijde 56 van de memorie van antwoord, komt, zoals ik reeds heb
gezegd, zeer laat, zo niet te laat.
Ik citeer uit de memorie van antwoord:
„Ons beleid in de komende jaren zal gericht zijn op:
verbetering en aanpassing van accommodatie;
instandhouding en verbetering van culturele instellingen die een
functie hebben ten behoeve van de volwassenen en tevens in het
bijzonder voor de vorming van de jeugd;
het stimuleren en coördineren van activiteiten op het terrein van de
amateuristische en professionele kunstbeoefening."
Ik kan deze onderdelen van het beleid ten volle onderschrijven. Toch
ontbreekt er nog iets aan om tot een bloeiend cultureel leven te ge
raken; het beleidsprogramma is niet volledig. Men zal met name ook
moeten komen tot:
1. hogere subsidies aan de uitkoopverenigingen, teneinde deze organisaties
in staat te stellen zonder te grote zorgen hun normale programma af
te werken en af en toe iets bijzonders te doen. Een voorstelling als
bijvoorbeeld Midzomernachtsdroom kost thans alleen aan uitkoopsom
het lieve bedrag van 2.500,Naar mijn mening kan men met een
verhoging van het subsidie met een 5 a 10 duizend gulden al heel wat
bereiken.
2. een systeem dat tot doel heeft het bezoek aan de culturele manifesta
ties te vergroten en dat men met een lelijk woord noemt: publiek -
organisatie. Publiekorganisatie beoogt in het bijzonder, die mensen
het bijwonen van een concert of een schouwburgvoorstelling te ver
gemakkelijken, die daar normaliter om welke reden dan ook (ik noem
bijvoorbeeld drempelvrees, onbekendheid, niet draagkrachtig genoeg
voor het betalen der toegangsprijzen) niet toe komen. Behalve uit een
flinke reclamecampagne bestaat dit systeem voornamelijk uit het ver
kopen van toegangskaarten (eventueel met een reductie) door middel
van alle mogelijke soorten van verenigingen, zoals vakbonden, bonden
van gepensioneerden, bejaardenbonden, vrouwenorganisaties, culturele
verenigingen op het gebied van zang, muziek, dans, sport, oudheid
kunde, vreemde talen, toerisme enz. In tal van steden zijn door middel
van publiek-organisatie belangrijke successen geboekt. Die publiek
organisatie vereist uiteraard een nauwe samenwerking tussen de orga
nisatoren der concerten en voorstellingen en het gemeentebestuur. In
de sportsector is deze nauwe samenwerking mogelijk gebleken, in de
kunstsector lijkt het mij ook zeker mogelijk.
4. De geringe medewerking der betrokkenen.
Een bloeiend, opgewekt, cultureel leven vereist warme belangstelling,
liefde, medeleven, medewerking en samenwerking, geloof in de opdracht,
ik zou haast zeggen een feu sacré van alle betrokkenen. Het spijt mij,
mijnheer de voorzitter, te moeten constateren dat in Breda hieraan wel
het een en ander ontbreekt. Onder de vorige punten heb ik reeds mijn
kritiek gegeven met betrekking tot het culturele beleid van uw college
en het gebrek aan samenwerking tussen de uitkoopverenigingen. Wat
de raad van de gemeente Breda betreft, kan ik mij niet aan de indruk
onttrekken, dat niet ieder raadslid con amore achter de culturele sub
sidies staat. In de achter ons liggende jaren hebben in het bijzonder
de fracties van A.R., C.H. en V.V.D. herhaaldelijk bezwaar gemaakt
tegen de hoogte van deze subsidies. De wijze, waarop bijvoorbeeld de
fractie van de V.V.D. de Brabantse culturele instellingen, zoals het
Brabants Orkest, H.Z.T.-Ensemble en het Brabants Conservatorium wenst
te subsidiëren zou de ondergang van deze instellingen tot gevolg hebben.
Ons cultureel centrum De Beyerd kan bij de V.V.D.-fractie geen waar-