202 19 JANUARI 1962 tal bejaarden over de verschillende wijken, dan kom ik tot het volgende overzicht. Voor de bejaarden uit de wijken Fellenoord, Schorsmolen, Boeimeer, Haagpoort, Heuvel en Tuinzicht is het paviljoen aan de Bernhardsingel bereikbaar. Het aantal bejaarde mannen bedraagt voor die wijken 1190. Het paviljoen in het Wilhelminapark is vrij gunstig gelegen voor de wijken: City, Valkenberg, Chassee, Brabantpark en Sportpark. Het aantal bejaarde mannen bedraagt daar 769. Blijven nog over de wijken Zandberg, Blauwe Kei, IJpelaar, Ginneken en Overakkerstraat. Deze wijken hebben een aantal bejaarde mannen van totaal 818. Het lijkt me toe, dat in deze omgeving, gezien het aantal bejaarden, wat daar woont, zeker nog een bejaardenpaviljoen gewenst zou zijn. Ik heb de bejaarde vrouwen bij deze aantallen buiten beschouwing gelaten, omdat ik geloof, dat de paviljoens toch het meest door mannen worden bezocht. Een bijzondere reden waarom ik op nog een bejaardenpaviljoen in deze laatste omgeving meen te mogen aandringen is, dat ik geloof, dat de meeste bejaarden het liefst een beetje in de hun vertrouwde omgeving zo'n paviljoen bezoeken, waar ze bekenden uit hun eigen omgeving kunnen ontmoeten. Verder ben ik van mening, dat die paviljoens een speciaal facet van de bejaardenzorg uitmaken, omdat de bejaarden daar, indien zij er lust in hebben ongeorganiseerd, en dit is belangrijk, heen kunnen gaan om er desnoods alleen maar wat contact te hebben met andere bejaarden. Ik geloof zelfs, dat, gezien de grote afstand, die veel bejaarden moeten afleggen, veel te weinig van hen van zo'n gezellig samenzijn kunnen genieten. Ik hoop, dat uw college nog eens ernstig wil bekijken, of er dan ten minste nog niet een zo'n paviljoen in laatstgenoemde wijk bij zou kunnen komen. Wethouder VAN BOXTEL meent dat er met betrekking tot de be jaardenpaviljoens verschillende opvattingen gangbaar zijn. Van de zijde der organisaties is er sterk voor gepleit vooralsnog aan het aantal pavil joens geen uitbreiding te geven. Er zijn in dit opzicht enige specifieke bezwaren. De afstand speelt hierbij geen rol; de paviljoens zijn gemak kelijk per bus tegen een gereduceerd tarief te bereiken. De be zwaren zijn van andere aard. De bejaardensociëteiten genieten een stij gende belangstelling en zij verdringen in zekere mate de paviljoens. Vooralsnog wordt dus van andere activiteiten op het gebied van de bejaardenzorg meer verwacht. De opvatting van mevrouw De Bonte blijkt in kringen van belanghebbenden dus niet te worden gedeeld. In de moderne aanpak van de bejaardenzorg is bovendien ruimte voor tal van andere facetten, waarop spreker t.g.t. nader hoopt terug te komen. Mevrouw DE BONTE is tevreden met het antwoord van de wethouder. Zij had gemeend dat de cijfers aanleiding gaven tot de gedachte aan nog een paviljoen, maar het is haar duidelijk geworden dat daaraan geen behoefte bestaat. Hoofdstuk IX wordt vervolgens zonder hoofdelijke stem ming vastgesteld. De begroting van de Burgerlijke Instelling voor Maatschap pelijke Zorg wordt goedgekeurd.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1962 | | pagina 202