14 FEBRUARI 1°962. 221 de zaak van Raming aan de Lange Brugstraat. Bovendien is het gebouw tijdelijk als school in gebruik, die nu met eenuitwegvia deNieuw- straat genoegen moet nemen. Het is niet juist de N.V. Raming te dwingen een civielrechtelijke procedure aan te doen gaan om zijn rechten langs het steegje te verkrijgen. Hij verzoekt de hele materie op zijn merites te bekijken. De heer VAN BIJNEN merkt op, dat de heer Quadekker des- tijdsniet bij debesprekingen inde raad is geweest, doch hij echter wel. Nu hij de zaak bekijkt, heeft hij er wel spijt van, dat de raad destijds het voorstel van de heer Van Gisbergen - het was niet van de heer Biemans - niet heeft aangenomen. Er zijn twee grote Bredase zaken, die bij dit alles belang hebben. De raad is in 1955 niet voldoende ingelicht. Destijds hebben vele leden tegen het voorstel van de heer Van Gisbergen gestemd,omdat zij meenden, dat er voldoende overleg met belanghebbenden had plaats gevon den. Dit overleg blijkt achteraf eenzijdig te zijn geweest. Hoe het ook zij, het destijds genomen besluit kan niet meer ongedaan worden gemaakt; het steegje is verkocht aan de N.V. Vroom en Dreesmann Breda. Dat er toen geen overleg is geweest met de partij, die uitweg op dit steegje had, is niet behoorlijk geweest. Hij wil thans zijn misnoegen uitspreken van wat er toen is gedaan; dit is niet behoorlijk geweest. Nu zit de raad evenwel met de moeilijkheden. Wat niet te voorzien was, dringt zich thans op. Vroom en Dreesmann wil het door brand verwoeste gebouw gaan verbouwen en uitbreiden, waarvoor het steegje nodig zou zijn. Contractueel gesteld heeft Vroom en Dreesmann net recht het steegje te gebruiken; het broederhuis en het schoolgebouw worden niet meer als zodanig gebruikt. Het zwaard van Damocles hangt boven de N.V. Raming. Spreker gelooft.dat Raming door de maat regel toch wel ernstig wordt benadeeld. In deze is hij het met de heer Quadekker dan ook volkomen eens. De vraag is evenwel of er iets tegen te doen is. Hij meent, dat er thans niets anders op zit dan met het voorstel mee te gaan. Hij wil uitdrukkelijk nog stellen, dat hij het betreurt, dat er destijds geen overleg met Ra ming is geweest. Daar komt nog bij, dat het voorstel destijds tij dens de raadsvergadering ter tafel werd gebracht, zonder vooraf te zijn gepubliceerd. Staande de vergadering moest toen een be slissing worden genomen; uitstel was niet mogelijk. Omdat er geen andere mogelijkheid is, wil spreker wel met het voorstel mee gaan. Toch stelt hij voor om met de N. V. Raming in contact te treden. Hij heeft de brieven van Raming gelezen, doch het ant woord of een concept-antwoord ligt niet bij de stukken. Hij ver zoekt voor de N. V. Raming te doen wat mogelijk is. De heer ZIJTREGTQP onderschrijft de woorden van de heer Van Bijnen. In het voorstel staat, dat het bezwaar van de N.V. Raming niet steekhoudend is, omdat het perceel grenst aan, en vanuit de aan de Lange Brugstraat gelegen percelen van de NV. J. C. Raming, bereikbaar blijft. Hij is Tiet daarmede evenwel niet eens. Bij brand zou dit zeer diep gelegen gebouw niet meer te redden zijn. Als de gebouwen door de N.V. Raming inderdaad als be drijfsruimten worden bijgetrokken, kunnen burgemeester en wet-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1962 | | pagina 221