14 FEBRUARI 1962. 231 De heer,VAN DUIJL zegt-, dat door de bouw van de onder o bedoelde garages het binnenpleintje niet meer als speelgelegen- heid zal kunnen worden gebruikt. De 'kinderen zullen düs elders speelgelegenheid moeten zoeken en misschien' doen zij dit nu wel op de openbare weg. Hij verzoekt in de naaste omgeving van het Leeuwerihof een speelgelegenheid voor de kinderen aan te dóen leggen. De heer VAN DEN EEDEN zegt eenzelfdesoort opmerking als de heer Quadekker heeft gemaakt al meerdere malen naar voren te hebben gebracht. De raad wordt' in een dwangpositie gebracht als reeds met de voorbereidende werkzaamheden een aanvang is gemaakt. Wethouder Vermeulen heeft indertijd toegezegd, dat dit slechts bij heel hoge uitzondering zou geschieden. Wethouder MEIJS zegt, dat het hem niet bekend is of met het werk al is begonnen; hij wil het wel aannemen. De raad wordt evenwel niet in een dwangpositie gebracht, hij heeft te allen tij de zijn volste recht. De raad behoeft er niet naar te kijken of er al of niet met het werk is begonnen, de raad kan een besluit ne men zoals hij zelf wil. De toezegging van wethouder Vermeulen had niet betrekking op dit soort gevallen; deze was bedoeld voor de gevallen, dat de gemeente zelf bouwt, hetwelk derhalve heel iets anders is. Als een particulier opeigen risico wil gaan bouwen, dan is daar geen enkel bezwa'ar tegen. Er wordt dan altijd ge zegd: U kunt er toe overgaan, maar voor eigen risico. De opmerking van de heer Van Duijl kan spreker begrijpen. Het is niet prettig voor de jeugd als dit terrein een andere bestemming gaat krijgen. Spreker wil bezien of een andere speelgelegenheid is te maken. De VOORZITTER merkt op, dat de uitbreidingsplannen in vol doende mate voorzien in de aanleg van speelgelegenheden. Men moet dit evenwel in breed verbana van de wijlt zien. De heer VAN DUIJL vestigt er nog de aandacht op, dat als men in nieuwe wijken vele stukjes gazon gaat aanleggen er wei nig plaats voor speelgelegenheid overblijft. De VOORZITTER zegt, dat dergelijke opmerkingen moeten worden gemaakt als de desbetreffende uitbreidingsplannen ter vaststelling aan de gemeenteraad worden aangeboden. Hierna besluit de raad conform, het voorstel. 32. OVEREENKOMSTEN BETREFFENDE VERWERVING ONROEREND GOED. 33. VERBOUWING TOILETRUIMTE PAND PASBAAN 15a. Conform deze voorstellen wordt besloten. 34. UITGIFTEPRIJZEN VOOR GRONDEN VOOR HET JAAR 1962.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1962 | | pagina 231