255
21 maart 1962.
markt valt uiteen in een aantal deelmarkten, met sterk verschil in
gebruik en ook verschil in financiële draagkracht. Het gasbedrijf
eeft een vrijwel monopolistische positie in Breda en in een derge
lijk geval mag men niet alleen rekenen met bedrijfseconomische
gegevens.Ook in het particuliere bedrijf wordt onder dergelijke om
standigheden vaak gewerkt met differentiële verkoopprijzen. Hoe
wel wij dus veel waardering hebben voor de nota als geheel, heb
ben wij wel enige opmerkingen over bepaalde onderdelen daarvan.
Op blz. 4 staat dat voor muntgasverbruikers en verbruikers volgens
het eenheidstarief, voor het aantal m3 dat het verbruik onder de
300 m3 blijft 0,10 per m3 in rekening gebracht moet worden. In
de commissievergadering heeft men spreker op een desbetreffende
vraag ten antwoord gegeven dat deze maatregel slechts wordt toe
gepast, indien er sprake is van een niet beantwoorden aan het doel
waarvoor een meter is geplaatst uiteraard om n£ en vóór, het be
drijf te beschermen tegen aanvragen van aansluitingen waarvan geen
ofnauwelijks gebruikwordt gemaakt.Betrefthet echter alleenstaan
de personen die niet aan de 300 m3 per jaar komen dan dient deze
maatregel volgens spreker niet te worden toegepast. Indien van de
zijde van het college de toezegging kan worden gedaan dat van de
ze maatregel sporadisch gebruik zal worden gemaakt en dan nog in
gevallen waarin dit sociaal verantwoord is, dan is hij wel bereid de
ze maatregel te accepteren. Hoewel de tarieven voor de verschil
lende verbruiksgroepen gelijk blijven of zelfs lager worden, wordt
een uitzondering gemaakt voor de houders van muntgasmeters. Spre
ker zegt te weten, dat deze meters oneconomisch zijn, en dat wij,
indien dit mogelijk zou zijn, deze meters eigenlijk zouden moeten
afschaffen.Naar hem werd medegedeeld zijn er nog ongeveer 4500
van deze meters in Breda en deze meters vindt men over het alge
meen bij de financieel en ook sociaal zwakste groepen van de be
volking. Hij betreurt het daarom ten zeerste dat juist deze groep
voor tariefsverhoging in aanmerking komt. Hoewel deze prijsver
hoging bedrijfseconomisch verantwoord is, vraagt zijn fractie zich
af, of dit sociaal gezien eveneens het geval is.
Bijhetopstellenvandetarievenzijn niet alleen bedrijfseconomische
principes gehanteerd, doch zijn ook andere overwegingen, waar
onder sociale, in de prijsstelling betrokken. Verder vraagt spreker
zich af, of alle houders van muntmeters ervan op de hoogte zijn
dat hen op aanvraag een andere meter ter beschikking wordt ge
steld.Namens zijn fractie stelt hij daarom vooreen intensieve cam
pagne bij de houders van muntgasmeters in te stellen, waarin ge
wezen wordt op de hoge kosten van deze meters, zowel voor de af
nemers als voor het gasbedrijf. Een groot aantal houders van munt
meters is bij de vastrechtregeling voordeliger af.
De houders van muntmeters dienen in ae gelegenheid te worden
gesteld vóór 1 januari 1963 te beslissen of zij, deze meters al dan
niet wensen te behouden. Tot deze datum zou sprekers'fractie het
tarief willen gesteld zien op 0,20 per m3, dus gelijk aan dat van
de afnemers volgens het eenheidstarief.
Degenen die de muntmeters uitdrukkelijk wensen te behouden
zouden vanaf 1 januari 1963 het door burgemeester en wethouders
voorgestelde tarief van 0,21 per m3 dienen te betalen.