21 maart 1962.
256
Spreker hoopt.dat het college dit voorstel wil overnemen. De kos
ten daarvan zouden over een halfjaar genomen ongeveer 12.500, -
bedragen. Hij is van mening dat de houders van muntmeters vooraf
behoorlijk gewaarschuwd dienen te worden, zodat zij de beslissing:
wel of geen muntmeter, weloverwogen kunnen nemen.
De heer VAN DUIJL sluit zich aan bij datgene, wat de heer Van
der Zwan in het begin heeft gezegd.
In het rapport van de Gassticnting heeft hij gelezen, dat het
door deze stichting aanbevolen minimum verbruik op 250 m3 is ge
steld. In de nota is van deze aanbeveling afgeweken en is het aan
bevolen bedrag gebracht op 300 m3.
Spreker vraagt zich af wat de reden is voor de afwijking van het
advies van de Gasstichting. Over muntgasmeters sprekende zegt hij
dat hij het in de nota op pagina 3 vermelde "Vergelijking met het
bedrijfseconomisch enz. in tegenspraak acht met de mededeling
op blz. 4, waar onderaan gesteld wordt: "Zeer bewust is voor de
muntgasverbruikers het bestaande tarief van ƒ0,195 per m3 tot
0,21 per m3 verhoogd".
Spreker beveelt het college aan de muntgasmeters te behouden
in het belang van de verbruikers, die moeilijkheden hebben met
budgettering, en het tarief voor deze verbruikers niet te verhogen.
Mevrouw VAN MIERLO deelt mede veel waardering te hebben
voor het werk, dat aan deze nota ten grondslag ligt.
Zij vraagt zich af, waarom het minimum verbruik gesteld is op
300 m3 en waarom dit niet op 250 m3 gehandhaafd is.
Naast dat van de kostprijs liggen er^an de tariefstelling ook nog
politieke, sociale en economiscne aspecten ten grondslag. Daar
voor heeft zij begrip, doch zo zegt zij, degenen die geen 300 m3
gebruiken zijn over het algemeen de minst draagkrachtigen zoals
verscheidene ouden van dagen en daarom pleit zij ervoor het mi
nimum verbruik op 250 m3 te handhaven. Verder vraagt zij de
muntgasmeters te behouden, indien dit mogelijk is.
De heer HULSKRAMER kan zijn instemming betuigen met het
geen de vorige sprekers over de punten 2 en 3 van de nota hebben
gezegd. Onder punt 4 van de nota mist hij de opgave van een mi
nimum-verbruik om voor het vastrechttarief in aanmerking te ko
men.
De heer VAN WERKHOOVEN brengt dank aan het college van
burgemeester en wethouders voor de overgelegde nota.
Voor wat de muntgasmeters betreft sluit hij zich aan bij datge
ne wat de vorige sprekers daarover gezegd hebben. Verder vraagt
hij nog of het niet mogelijk is detarievenopzet nog meer te vereen
voudigen. Hij zegt bezwaar te hebben tegen de mogelijkheid van
het opleggen van een navordering bij een geringer verbruik dan 300
m3 per jaar, omdat altijd ouden van dagenen alleenstaande werken
de vrouwen daarvan de dupe worden. In dit verband vraagt spreker
het college hem mede te delen hoe groot de groep is, die minder
dan 300 m3 per jaar verbruikt. Als dit maar een kleine groep is,