16 MEI 1962.
308
het technisch gedeelte komen van het centraal orgaan. Het lid van
gedeputeerde staten, belast met de onderhavige subsidieregeling
plus de vertegenwoordigers der vier grote gemeenten vormen het
bestuurlijk element. Verwacht wordt dat samenwerking van het
technisch apparaat en het bestuurlijk element vaardigheid in de
beoordeling der behoeften van de betrokken culturele instellingen
zal waarborgen.
Het spijt spreker dat de heer Van Werkhooven het eerste gedeel
te van de brief van het ZuidelijkToneel niet heeft kunnen vinden,
De loco-secretaris haalt ook nu slechts het tweede gedeelte uit de
raadstukken. Hij wil echter wel in het kort mededelen wat in het
eerste gedeelte van de brief was opgenomen. Er werd opgegeven
tot welke bedragen desubsidi'énten nog dienden bij te dragen. Voor
de provincie bedroeg dit 18.000,voor Eindhoven 8.700,
voor Tilburg 7.250, -, voor Breda f 5,700, - en voor 's-Hertogen-
bosch 3. 750, Verder herinnert hij zich van de eerste bladzijde
de opmerking, dat de instellingen van mening waren met de oor
spronkelijke subsidies rond te kunnen komen. Dit was hun echter
niet mogelijk omdat vooral de lonen, salarissen en sociale lasten
aanmerkelijk stegen. Bovendien trad bij het Zuidelijk Toneel di
rectiewisseling op, hetgeen extra kosten veroorzaakte. Het spijt
hem dat hij het eerste deel der brief niet voorhanden heeft, maar
hoopt toch de inhoud ervan te hebben weergegeven.
Wat betreft het door de heer Van Werkhooven gemaakte onder
scheid in doelstelling der drie instellingen meent spreker dat, hoe
wel het conservatorium een aparte plaats inneemt,het zeker hoort
bij de drie pijlers die bepalen wat er op cultureel gebied in de
provincie is te bereiken. Als verschil ziet hij, dat het conservato
rium krachten produceert die de cultuur uit moeten dragen, ter
wijl de beide andere instituten een uitvoerende taak hebben. Ge
steld kan evenwel worden dat ook het conservatorium, via zijn staf
evenementen brengt.
Dat het Zuidelijk Toneel de geplande vrije voorstellingen niet
heeft gebracht, is waar. Hij kan hierover alleen maar blij zijn,
het tekort zou bij doorgaan hiervan wellicht nog groter zijn ge
weest. Hij moet de heer Van Werkhooven toegeven dat het Zuide
lijkToneel beter met re'êle gegevens had kunnen komen dan met
een raming van een aantal te geven voorstellingen.
Ten aanzien van het toneelbezoek in het afgelopen seizoen
merkt hij op dat de ervaring is opgedaan dat dit bijzonder slecht
is. Over dit verschijnsel is in het subsidi'ênten-overleg uitvoerig
gedelibereerd. Het werd beter geacht het aantal vrije voorstellin
gen voor Breda op een miniem getal te houden.
Overigens is het sprekers overtuiging dat het niet de bedoeling
van het ZuidelijkToneel geweest kan zijn de gemeente met het
aantal vrije voorstellingen te misleiden.
Voor het komende seizoen zijn wederom een groot aantal vrije
voorstellingen gepland. Spreker heeft er op gewezen dat men voor
wat Breda betreft zeer voorzichtig zal moeten zijn.
Tenslotte hoopt hij, met de heer Minderhoud, dat het geraam
de tekort van het Brabants Orkest voor het jaar 1961/1962 niet zal
stijgen boven het geraamde bedrag van 142.000,-, zodat geen
herziening van het subsidiebedrag behoeft plaats te hebben.