11 JULI 1962.
361
ter hoogte van het Hooghout zullen worden afgewerkt en beplant
en tevens langs de waterzijden worden voorzien van afscheidingen
in de vorm van hagen.
Bij de duiker over de Molenley ter plaatse van de Mgr. Leijten-
straat is een dergelijke afscheiding reeds aangebracht.
VRAAG.
De heerZIJTREGTOP heeft inde notulen van 21 maart 1962 ge
lezen dat de muntgasmeters zullen worden gehandhaafd.
Hij was laatst op het kantoor van het gas-, het water- en het elek-
triciteitsbedrijfenhoorde eengesprek tussen een klant en een amb
tenaar, waaruit hem bleek, dat een muntgasmeter tegen het ver
langen van de klant zou worden verwijderd. De betreffende amb
tenaar deelde toen mede, dat alle muntgasmeters geleidelijk zou
den verdwijnen.
Hij wil burgemeester en wethouders van dit gesprek op de hoogte
stellen.
ANTWOORD.
Het wordt uitgesloten geacht dat vanwege het gasbedrijf tegen
de wil van betrokkene wordt overgegaan tot vervanging van een
muntgasmeter door een gewone meter. Het bedrijf streeft welis
waar naar een vervanging van alle muntmeters, doch vooralsnog
alleen op basis van vrijwillige medewerking.
Het aangehaalde gesprek zal dus vermoedelijk een enigszins ande
re strekking hebben gehad dan door vragensteller is begrepen.
VRAAG.
De heer VAN BIJNEN zegt dat nu is ingevoerd dat de meters
voorgas en elektriciteit om de zes weken worden opgenomen, blijk
baar geen opnamekaarten meer worden verstrekt. Het is de huis
vrouwen niet meer mogelijk hunbudget op het verbruik te richten.
Spreker zal hierover gaarne het oordeel van burgemeester en wet
houders vernemen.
ANTWOORD.
Dooreen tekort aan personeel zijn bij wijze van tijdelijke maat
regel alleen aan degenen, die er om vragen, meteropnamekaarten
uitgereikt. Degeen dus die aan een dergelijke kaart behoefte heeft,
kan er een krijgen.
VRAAG.
De heer VIS heeft in de statistische gegevens van de gemeen
telijke dienst voor sociale zaken en huisvesting gezien dat net aan
tal woningzoekenden bijna de 3000 heeft bereikt. Hij vraagt of
burgemeester en wethouders hierin geen aanleiding vinden om het
huisvestingsbeleid te herzien, waarbij in het bijzonder de vraag
rijst of de destijds ingevoerde liberalisatie in deze vorm gehand-