402 4 SEPTEMBER 1962. Nadat door de VOORZITTER de formules van de zuiveringseed en de ambtseed zijn voorgelezen leggen in zijn handen af de eed van zuivering en de eed van trouw voorgeschreven in artikel 45 der gemeentewet: mevr. Th. M. M. de Bonte-De Munnik, mevr. S. C. M. Krens-Wagtmans, mevr. M. W. B. A. van Mierlo-Mutsaers, mevr. A. Wijn-de Boer en de heren mr. G. W. A. Bary, A. C. Bastiaansen, mr. K.A.M. Bastiaensen, J.E.F. Bayens, H. Biemans, W.C.A.M. van Boxtel, H. Broeders, J.M. van Bijnen, drs. J. W.C. van Cas teren, P.J. van Caulil, C. van den Eeden, J. Wa. van Gastel, mr. R. A. H. M. Gielen, N. W. C. van Gisbergen, L. J. F. Koertshuis, A. B. Kramer, D.J.A. Kramers, A. Kroon, A,W. van Loon, J.M. Lous, F.J. Melzer, A. Mendes, J.A. Meijs, P.F.C. Nieuwlaat, J. H. M. Quadekker, A. J. A. Rattink, A. Spanjer, J. F. V. Vermeulen, W. van der Zwan, drs. N. H. Zijtregtop; en de verklaring en de belofte van zuivering en de belofte van trouw eveneens bedoeld in voornoemd artikel der gemeentewet; de heren D.J. Renooij, drs. P. Vis en drs. Y. P. W. van der Werff. Hierna zegt de VOORZITTER: Nu door U aan alle wettelijke voorschriften op het gebied van verkiezing, toelating en beëdiging van gemeenteraadsleden is vol daan en U uit dien hoofde de jure deel uitmaakt van dit college past het mij tot U allen een gelukwens te richten en een bijzonder woord van welkom tot de 12 nieuwe leden, die van Uw raad deel uitmaken. Gaarne wens ik U allen een gelukkige en vruchtbare werkperiode toe in een zich voorspoedig ontwikkelend Breda. Als een van de belangrijkste bescheiden uit de vorige zittings periode van de raad wil ik hier memoreren de investeringsnota. Meer dan bij wijze van verkenning of inventarisatie, maar bij wij ze van een besluit heeft de vorige raad deze als leidraad aanvaard en zich middels de investeringsnota uitgesproken omtrent het te voeren investeringsbeleid in de komende reeks van jaren. Deze nota houdt een zekere rangschikking in naar prioriteit van tal van hoogst belangrijke voorzieningen en investeringen en be stemt daarvoor de benodigde en te verwachten geldmiddelen en in komsten uit het gemeentefonds en uit anderen hoofde. De in deze nota geïncorporeerde visie veronderstelt twee be langrijke zaken: 1. dat de conjunctuur en derhalve de inkomsten van het gemeente fonds op hoog peil blijven; 2. dat de groei van de stad met 1500 h 2000 zielen per jaar besten digd wordt. Dit beleidsstuk is in 1962 voor het eerst richtlijn en streefgoed voor het college van burgemeester en wethouders geweest, is door gedeputeerde staten met voldoening ontvangen en goedgekeurd, bij meerdere ministeries, die het aangaat gedeponeerd en tevens voor onze financiële, administratieve en vooral ook onze eigen techni sche diensten een waardevolle en onmisbare leidraad op basis waar van de beschikbare capaciteit van personeel,tijd en geld wordt be nut, tot voorbereiding c. q. uitvoering van de plannen. In het licht van dit belangrijk werkstuk heeft het gemeentebestuur dan ook in

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1962 | | pagina 402