17 JANUARI 1962
43
navolgende bijzondere omstandigheden genoemd waarop een eventuele
verfijning van het schaalbedrag zou kunnen worden toegepast.
Ie. Abnormale groei of daling van inwonenden.
2e. De mate van industrialisatie.
3e. Het fungeren als verzorgingscentrum.
4e. De bodemgesteldheid.
5e. Het stedelijk karakter.
6e. Het liggen in een ontwikkelingsgebied.
7e. Het hebben van een zeehaven.
Als bovengenoemde omstandigheden werkelijk als bijzondere omstan
digheden in de zin van de wet zouden worden beschouwd, dan zie ik
hierin wel voldoende mogelijkheden om van de zogenaamde verfijningen
te kunnen profiteren.
Reeds in de inleiding tot het E.T.I.-rapport wordt gesteld dat de
ontwikkeling en de structuur van de werkgelegenheid te Breda een terrein
is waarop een van de belangrijkste problemen van het gemeentelijk beleid
ligt.
Bij de bespreking van het karakter van de gemeente Breda noemt dit
rapport Breda een echte stad met een multi functionaliteit, welke voor
een stad kenmerkend is.
De bestudering van het E.T.I.-rapport met de daarin gestelde problemen
heeft de zorgen van uw college en ook onze zorgen zeker niet verminderd.
Duidelijk blijkt daaruit dat Breda in zijn industrialisatie achter is
gebleven op de rest van Noord-Brabant. Van een stuwkracht van uit de
bestaande industrieën kan niet of weinig worden gesproken.
Hieruit is de laatste 3 jaar een achteruitgang in industriële bedrijvigheid
gevolgd, welke onze stad thans moet gaan inhalen. Bij het maken van
plannen in deze richting dient het gemeentebestuur zich ook bewust te
zijn van zijn taak als centrum-gemeente, zodat niet alleen voor de beroeps-
bevolkingsaanwas van de stad, doch ook voor die van de omliggende
gemeenten en het gewest dat op Breda is aangewezen arbeidsplaatsen
moeten worden gevonden.
Daarin nu is men, ondanks de oprichting van de Bredase Industrie N.V..
de laatste jaren niet geslaagd.
Men moet zich afvragen of we met deze Industrie N.V. wel op de
goede weg zijn, gezien de betrekkelijk geringe resultaten. Is het niet nood
zakelijk dat burgemeester en wethouders aan dit vraagstuk persoonlijk
meer aandacht besteden, of daarvoor een kracht aanstellen, die deze materie
met kracht en doorzettingsvermogen ter hand neemt?
De voorlichting in het E.T.I.-rapport wijst ons duidelijk de weg, zodat
de aarzeling of Breda de industrialisatie moet bevorderen, nu wel weg
genomen moet zijn. Er wordt duidelijk gesteld dat Breda in dit opzicht
tekort geschoten is.
Gaarne verwacht ik een antwoord van uw college op de vraag of de
Industrie N.V. nog wel zin heeft en wat uw college daarvoor in de plaats
wil stellen.
Allereerst moet ten aanzien van de industrialisatie worden nagegaan of
onze industrieterreinen voldoende groot zijn om de gewenste uitbreiding
op te vangen. Bovendien of wij ook voldoende ruimte voor zgn. kleine
bedrijven in de uitbreidingsplannen hebben en of deze terreinen gereed
zijn om deze bedrijven te ontvangen.
Het E.T.I.-rapport wijst erop dat Breda, evenals in het verleden, niet
uitsluitend aan industrialisatie moet werken, doch evenzeer aan de dienst-