17 JANUARI 1962
45
le. of uw technische bezwaren wel zo steekhoudend zijn, en
2e. of met toepassing van artikel 10, 2e lid, de Rijksoverheid er niet
toe zou overgaan een aanzienlijke bijdrage in de bouw van de nieuwe
schouwburg te verlenen.
Ten aanzien van uw technische bezwaren wilde ik opmerken: Als de
reeds aangewezen architecten, die toch rekening moeten houden met de
samenhang in de bouwwijze van beide gebouwen, de nodige spoed zouden
betrachten met de uitwerking van hun plannen en beide architecten zouden
tegelijkertijd gereed kunnen zijn, dan vraag ik me af of deze beide plannen
niet tegelijkertijd realiseerbaar zouden zijn als de financiële toestand het
zou toelaten. Ten aanzien van de financiën meen ik te mogen stellen dat
de schouwburg een der pijlers is waarop onze functie als verzorgings
centrum berust.
Op de lijst van objecten waarop een bijdrage van het Rijk wordt ver
wacht, komen beide objecten niet voor, zodat ik veronderstel dat de enige
mogelijkheid om tot gelijktijdige realisatie van beide, voor de verzorging
van de stad van gelijke urgentie zijnde objecten te kunnen komen is met
de nodige aandrang te pleiten voor toepassing van artikel 10, 2e lid, van
de Financiële verhoudingswet.
Gezien de nieuwe omstandigheden voor onze stad ontstaan door het
in gebruik nemen van de Tilburgse schouwbu-g, waardoor vele Bredanaars
en zeker ook burgers van Oosterhout, Dongen, Gilze-Rijen e.a. het oude
Bredase Concordia de rug toekeren, om, wanneer wij niet spoedig een
nieuwe schouwburg kunnen realiseren, er nooit meer naar terug te keren,
gevoegd bij de, door welke oorzaak dan ook, teruggang van het bezoek
aan schouwburg en concerten, moeten wij ons uiterste best doen om onze
achterstand in te halen en te trachten toch minstens de jeugd te laten
wennen aan de gang naar schouwburg en concertzaal in een moderne
omgeving.
Het is daarom dat ik, alhoewel ik inzie dat het een moeilijke zaak zal
zijn, er toch bij u op wil aandringen nog eens te onderzoeken of deze
mogelijkheid er niet inzit.
Oriëntering ten departemente zal met de nodige spoed en voortvarend
heid dienen te geschieden.
Blijkens de zwemnota komen zwemverenigingen uit Bergen op Zoon1.,
Roosendaal, Oosterhout, Etten, Leur en Hoeven regelmatig zwemmen
in het Sportfondsenbad te Breda. Hieruit blijkt eveneens duidelijk de
centrum-functie van onze stad voor het gehele gewest.
Als nu uit deze zwemnota duidelijk blijkt dat de capaciteit van dit
Sportfondsenbad een tweede bad of een combibad dringend eist, dan
verwondert het mij dat een nieuw combibad in uw investeringsplan eerst
in 1967, dus over 5 jaar, aan de orde komt.
Gezien ook het feit dat de zwemverenigingen zich beklagen dat zij
zich niet kunnen uitbreiden en dat zij, wanneer er oefengeieqenheid was
ieder wel 1000 leden zouden hebben, inplaats van samen 420, dan moet
ik u zeggen dat de behoefte aan een, overdekt- of combibad wel zodanig
groot is, dat dit niet langer kan wachten en dat op dezelfde gronden als
voor de schouwburg-mogelijkheden moeten worden gezocht om dit combi
bad sneller te realiseren.
Ik weet hierbij wel dat het uw plan is Wolfslaar, nu de kans ervoor
zal komen, het eerst aan bod te laten komen en ik acht dit ook redelijk,
doch het neemt de nood van deze zwemverenigingen in Breda en omgeving
niet weg, daar dit bad Wolfslaar meer als recreatieoord, dan als een bad
waar serieus de zwemsport zal worden beoefend, moet worden beschouwd.
Ten aanzien van het schoolzwemmen heeft onze fractie ook duidelijk
haar bezorgdheid geuit in de vragen naar aanleiding van de ingediende