460 17 OKTOBER 1962. zal uitvallen. Spreker zou het zeer op prijs stellen indien de gemeente in het bestuur van het waterschap vertegenwoordigd zal worden. De heer LOUS vraagt welke invloed de gemeente zal kunnen uitoefenen op de hoogte van de bijdragen. Of ligt het in de bedoe ling dit over te laten aan het waterschap Wethouder VERMEULEN deelt mede, dat destijds met de uit voering van het project van de rioolwaterafvoer is gestart in de me ning dat de toen bekende kosten van het project met de in die tijd bestaande uitkering ingevolge de wet financiële verhouding tussen rijk en gemeente door de gemeente zouden kunnen worden gedra gen. Door veranderde omstandigheden namelijk de hoogte van het te investeren bedragen de gewijzigde uitkering ingevolge de finan ciële verhoudingswet is het thans gebleken dat dit niet meer moge lijk is. Het destijds geraamde bedrag van de kosten van de riool- waterafvoerleiding van 14i miljoen gulden was gebaseerd op ra mingen en begrotingen van het bureau Bos en Witteveen uit de ja ren 1954 en 1955. Rekening moet worden gehouden met een pro centuele verhoging van dit geraamde bedrag van 40 45%, zodat thans reeds de raming kan worden gesteld op 20 miljoen gulden zonder dat met de kosten van biologische reiniging van het riool water is rekening gehouden. Spreker is van oordeel dat de totale kosten, rekening houdende met nog optredende tegenvallers, wat bij een dergelijk miljoenen project niet te voorkomen is, kunnen worden gesteld op 30 miljoen gulden. Dit betekent een jaarlijkse rente en afschrijvingslast be langrijk hoger dan de aanvankelijk geraamde 1,8 miljoen. Dit is voor de gemeente een onoverkome>$lijke last als men bedenkt dat de gemeentelijke inkomsten niet veel hoger zullen worden. Het aangaan van bilaterale overeenkomsten zal ook voor de an dere gemeenten zeer hoge financiële lasten medebrengen en zij zouden daardoor zeer nadelige gevolgen in hun ontwikkeling onder vinden. Het is nu eenmaal zo dat mengeld maar eenmaal kan uit geven. Bij de overweging van deze cijfers kan men slechts tot de con clusie komen dat in dit geval een omzwaai in het beleid noodza kelijk is en men op een gegeven moment door moet bijten omdat het anders in financieel opzicht een onmogelijke taak wordt voor het gemeentebestuur een behoorlijk beleid te voeren. Uit contacten op provinciaal niveau is het spreker gebleken dat de provincie de bilaterale overeenkomsten zou accepteren, doch tevens bleek uit een gesprek dat men van oordeel was dat riool waterafvoer meer eèn waterschaps- dan een gemeentelijke taak was, omdat niet alleen de waterbeheersing totdewaterschaps-bemoeiiïig gerekend moest worden doch ook het probleem van de waterver vuiling. De waterschappen kunnen heffingen opleggen aan de ver vuilers. Dit levert voor de gemeente het voordeel op dat bij indus trievestiging geen moeilijkheden ontstaan over deze materie, om dat zij daarmede dan geen bemoeienis meer heeft. Spreker is van oordeel dat de gemeente geen bestuursplaats in het waterschap kan claimen omdat dit zitten op twee zetels zou zijn.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1962 | | pagina 460