I
V
1
U-V
If
O
0—
r
o-
tt
a—
-joao uouunq iotu opuBjsui oisioo ut joqoids ijooq JopnoqjoM ojl
:opuoSxoA joq loop uoiz oi uoSuuajo,
joqojds jsuom jbujs jo uooSjoh 'puuqJOA uftz jin StpoxxoA pSo:
-o8 Ijooq fiq uoogjoq jqm opjooxnjouog /,ig uutSud do joh L3
ul uouioqoS pun
op Ctq SuxsJOAspCTjuossnj uoo joui jotu 'uoSupjoidsoq ouibzioou
op uo'izoS 'jopnoqjoM op st uioibum 'Sbbja uoo Sou opoxsuox
•uojsBxoq oi sooxopou loSpnq joq uoqu;
jooa jo uojooui fTM 'qCtjSuuxsq jooz qooj uftz ozop :Sutqqnjpjt-
joj iotu uouioq xsjsjooa mh uba sopuonbosuoo oxgtouuutj oa
De heer VIS beaams.dat er inderdaad sprake is van een ernstige
conflictsituatie.
Door een aantal leden dat bezwaar heeft tegen het voorstelvan
het college wordt de vraag of het bestuur zich aan wanbeleid schul
dig gemaakt hèeft in het geding gebracht. Dit doet tekort aan het
uitvoerige voorstel van het college meent hij. De bedoeling van
het voorstel is zeker niet het bestuur te kwetsen, omdat het tekort
geschoten is. De motieven.van het colleg.e, welke tot dit voorstel
geleid hebben.zijn eenvoudig te lezen op pagina 3.
Samenvattend stelt spreker vast, dat de muziekschool een be
langrijk onderdeel vormt van de culturele uitbreiding van de stad
en dat er nauwelijks gesproken kan worden van schuld bij het be
stuur. In-het structuurplan van Dr. Daniskas is de status van de le
raren duidelijk omschreven. Ook kan men er in vinden dat er een
algemene tendens bestaat om van de scholen gemeentelijke scho
len of gemeentelijke stichtingen te maken. Daar ligt het kernpunt.
Spreker acht het betoog van de heer Broeders uitermate ver
standig, omdat.hij zich beperkt heeft tot de hoofdzaken vanwege
het verschil van mening in zijn fractie. 'Het college is er van uit
gegaan, dat het wil komen tot een gemeentelijke stichting en heeft
dit voorgesteld aan het bestuur van de particuliere stichting. Hij
kan zien niet voorstellen, dat dit bestuur zulke grote bezwaren
heeft tegen een gemeentelijke stichting.
Spreker zou het toejuichen als er nu nog een mogelijkheid was
om te komen tot de vormipg van een gemeentelijke stichting en
hij zou er nog mee kunnen instemmen als er alsnog getracht zou
worden dit te bereiken.
Wethouder BASTIAENSEN begint zijn antwoord met de sprekers
zijn dank te betuigen voor de zakelijke en rustige wijze, waarop
zij deze materie hebben benaderd.
Voor wat de algemene opmerkingen betreft zegt hij, dat het
hier geen prestige-kwestie voor het college van burgemeester en
wethouders betreft. Het belang van de school en de muziekstudie
heeft bij het college op de voorgrond gestaan.
Door hem zijn-ten deze geen stappen ondernomen dan nadat
daarover uitvoerig in het college beraadslaagd was. Het terzake
voorliggende preadvies is zeer zakelijk gehouden en de ervaringen
tijdens besprekingen met het bestuur opgedaan zijn daarin niet
vermeld.
In het begin van de vijftiger jaren en met name in 1953 werd
door de gemeente aan de school een subsidie ad 24.600,- ver
leend. In 1961 had de school aan eigen inkomsten 48.000, - ter
wijl daarnaast door de gemeente 62.000,- subsidie verleend werd.
Financieel is de verhouding dus sterk veranderd. Toen wij met het
schoolbestuur de besprekingen aanvingen over de opdoemende mo
gelijkheid van de bouw van een nieuwe school is de salariëring en
de pensioenvoorziening van het personeel reeds besproken.
Wij hebben toen onmiddellijk gesteld, dat wij voor de nieuwe