52 17 JANUARI 1962 die kunnen rijzen bij de uitvoering van de nieuwe regeling, bijna steeds verwezen naar de mogelijkheden die de „verfijning" zal bieden. Ook is nog onzeker of Breda garantie- dan wel limietgemeente zal worden. Het perspectief garantiegemeente te worden, waarop de meeste kans schijnt te bestaan, moet beslist niet zo rooskleurig worden geacht. Bij al deze onzekerheden over de middelen die voor 1962 beschikbaar zullen zijn, hebben burgemeester en wethouders hun toevlucht genomen tot het opstellen van een prognose op langer termijn voor de ontwikkeling van het budget, gebaseerd op gegevens van de afgelopen 10 jaar. Deze methode van ramen van de inkomsten is weinig bevredigend. Het komt mij voor dat het meer een gevolg is van de overgangsfase, waarin we ons t.a.v. de gemeentefinanciën bevinden en als zodanig is deze methode voor 1962 aanvaardbaar dan dat het is toegepast als consequentie van de nieuwe financiële regeling, zoals in de nota van aanbieding is gesteld. De wijze waarop deze ruimteprognose tot stand is gekomen, ontmoet in mijn fractie nog wel enkele bedenkingen. Niet alle argumenten, die voor het bepalen van het percentge worden aangevoerd, klinken even overtuigend. Het doet met name nogal kunstmatig aan dat de conjuncturele ruimte wordt gesteld op het verschil van de aangenomen structurele ruimte van 51/2% (gebaseerd op gegevens van het Centraal Economisch Plan 1961 en de Miljoenennota 1961) en het gemiddelde van de in het ver leden in totaal aanwezig gebleken ruimte van 8 welk percentage is afgeleid uit de belastingopbrengsten over de laatste 10 jaar. Het geeft sterk de indruk dat ergens naar toe gerekend wordt. Ook het antwoord op de vraag in het centraal rapport of het juist is, dat in de ruimteprognose van 8 ook wordt begrepen 1H die bestemd is voor belastingverlaging, is weinig overtuigend. Burgemeester en wethouders zijn van oordeel dat deze algemene fiscale maatregel niet zal leiden tot vermindering van de middelen van het gemeentefonds, hetgeen zij trachten te bewijzen met het tegenovergestelde geval, n.l. dat in het verleden bij hogere belastingopbreng sten als gevolg van belastingverhoging het gemeentefonds ook niet heeft gedeeld in deze hogere opbrengsten. Daartegenover kan worden gesteld, dat de argumenten die de minister van financiën heeft gebezigd, toen hij in de Tweede Kamer een verhoging van het aandeelpercentage van de hand wees, weinig grond voor enig optimisme kunnen vormen. Deze verhoging zo werd daar door de minister gesteld zou ten koste van het rijk moeten gaan en daartoe zie ik geen kans. Het is moeilijk aan te nemen dat die kans wel zal bestaan als de inkomsten van het rijk nog dalen. Met deze ruimteprognose als uitgangspunt is een sluitende begroting opgesteld, waarin sterk de nadruk is gelegd op het treffen van een aantal openbare voorzieningen die nodig zijn om de stedelijke outillage in over eenstemming te brengen met de omvang van de stad en haar belangrijke centrumfunctie, welke nog in betekenis zal toenemen als de plannen voor westelijk Noord-Brabant meer gestalte krijgen en tot uitvoering komen. Als gevolg van het laten prevaleren van de investeringen is de overige ruimte op de gewone dienst niet groot (van de totale jaarlijkse toename van de inkomsten, die is geraamd op 1 miljoen gulden, bedraagt het ƒ240.000,-). Wat dit in de praktijk zal betekenen, is voor de raad thans moeilijk te beoordelen, maar enige bezorgdheid over het toekomstig verzorgings- peil is stellig gerechtvaardigd. Dezelfde verhouding tussen vaste lasten en overige beschikbare middelen ligt ten grondslag aan het 15-jarig investeringsplan dat in de vorm van een nota aan de leden van de raad is toegezonden. Voor het feit dat burgemeester en wethouders een meerjarig investe-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1962 | | pagina 52