12 DECEMBER 1962. 539 Mijnheer de voorzitter, ik heb toevallig kennis kunnen nemen van de speelplannen van de Nederlandse Comedie uit Amsterdam en de Haagse Comedie uit Den Haag over de maanden oktober, november en december van dit jaar. Daaruit is mij gebleken dat deze toneelgezelschappen nog maar heel weinig buiten hun vesti gingsplaatsen optreden. Bovendien wordt door het stichten van nieu we schouwburgen in tal van plaatsen, waar een ware toneelhonger blijkt te bestaan, de spoeling steeds dunner. Uit de vele klachten van schouwburgdirecteuren mag ik een uitlating citeren van de heer Jassies, directeur van de Twentsche schouwburg in Enschede, die zich steeds meer genoodzaakt ziet om zijn programma te completeren zich op Duitsland te oriënte ren. Hij zegt:"We willen geen Duits theater worden, maar we heb ben daarbij de medewerking nodig van de grote cultuurdragende gezelschappen en die laten ons wel in de steek". Laat de klacht van de heer Jassies voor ons een waarschuwing zijn. De schouwburgdirecteuren in Brabant kunnen dan ook ver heugd zijn dat zij nu de beschikking hebben over het Zuidelijk Toneel. In de programma's van deze schouwburgen wordt dan ook aan het Zuidelijk Toneel een steeds groter plaats ingeruimd. En dit toneelgezelschap verdient dit ook want de opvoeringen zijn van uitstekend gehalte evenals de aan dit gezelschap verbonden artiesten. Mijnheer de voorzitter, wij zouden het culturele leven in Bre da voor nu en in het bijzonder voor de toekomst uithollen, indien wij er niet aan medewerkten de genoemde kunstinstellingen in stand te houden. Naar mijn mening dienen wij er naar te streven dat het cultu rele leven in Brabant en dus ook in Breda zoveel mogelijk onaf hankelijk wordt van de kunstinstellingen in het westen van het land, al zal natuurlijk een bepaalde uitwisseling van orkesten en toneelgezelschappen gehandhaafd moeten blijven om verstarring te voorkomen. De cultuurspreiding gaat hoe langer hoe meer over in cultuurvestiging, een m.i. toe te juichen ontwikkeling. Ik verheug mij over de nieuwe subsidieregeling, niet in het minst omdat de wijze van subsidiëren dan in ieder geval voor drie seizoenen vast ligt en wij dan verlost zijn van de telkens terugke rende aanvullende subsidies. Ook de controle-maatregelen, die aan dit nieuwe systeem verbonden zijn, lijken mij doeltreffend. Ik steun daarom uw voorstel van harte. De heer KROON is niet zo enthousiast als de vorige spreker. De subsidiering van de "grote drie" heeft in het verleden al heel wat moeilijkheden opgeleverd. Spreker is er dan ook wel over verheugd dat getracht is een betere methode te vinden. In het verleden werd alleen naar tekorten gesubsidieerd; daarin komt nu wijziging. Het percentage van 45 ten laste van de provincie acht spreker vrij matig. Hij had gehoopt dat er meer uit te halen zou zijn geweest. Anders dan de heer Mendes verwacht spreker dat ook nu nog nabetalingen op het subsidie mogelijk blijven. Dit blijkt uit het feit dat het feitelijk subsidiebedrag aan de hand van de rekeningen

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1962 | | pagina 539