12 DECEMBER 1962.
541
gewerkt kan worden. Mogelijk kan dit door het subsidiëntenover-
leg zo veel mogelijk worden voorkomen.
Wethouder BASTIAENSEN hoopt thans aan het slotdebat over
deze kwestie bezig te zijn. Er is hierover het een en ander opge
merkt. Burgemeester en wethouders achten zich gelukkig dat zij
de raad thans een definitieve regeling voor kunnen leggen. Men
dient te bedenken dat de culturele gezelschappen, bij conjuncture
le stijgingen van het algemene uitgavenpeil, niet aan hogere kos
ten kunnen ontkomen. In dit verband zijn loon- en salarisstijgin
gen van grote betekenis. Het oude systeem van subsidiëring naar
een bedrag per inwoner bleek telkenjare niet te kloppen. Het
moest steeds achteraf worden gecorrigeerd. Het was ondoenlijk de
begrotingen uit te kammen en daarna de rekeningen te beoorde
len. Men werd voor de feiten geplaatst. In het nieuwe systeem
wordt vroeg in het jaar de begroting voor het volgende jaar aange
boden, en beoordeeld door een technische staf van provinciale
ambtenaren. De gemeente-secretarieën zullen tijdig worden inge
licht zodat synchroon kan worden gewerkt, hetgeen belangrijk is
met het oog op het samenstellen der gemeente begrotingen. Het
uitgangspunt van de subsidievaststelling is de rekening, al brengt
deze niet zonder meer mee dat wordt gesubsidieerd. Niet alleen
de wetmatigheid, ook de doelmatigheid zal worden beoordeeld.
Eerst dan zal betaalbaarstelling van het subsidie volgen. Het is
zelfs goed mogelijk dat dit beneden de raming blijft. Het is dus
zeker niet zo dat de poort voor overschrijdingen open is gezet.
Uiteraard is men toch wel gebonden aan het honoreren van sala
risverhogingen.
Spreker wil in dit verband het volgende citeren uit het voor
stel aan Provinciale Staten:
"Het subsidiëntenoverleg krijgt tot taak jaarlijks de begroting van
de instellingen te beoordelen en de subsidiënten te adviseren in
zake de omvang van de subsidiebedragen in de voorwaarden, wel
ke aan de subsidiëring moeten worden verbonden en na beoorde
ling van de rekening, advies te geven omtrent de uitbetaling van
het subsidie. Het is de bedoeling dat de instellingen jaarlijks tij
dig haar begroting inzenden, opdat kan worden bereikt, dat zij
vóór de aanvang van het begrotingsjaar ervan op de hoogte zijn,
in welke mate zij financiële medewerking van de subsidiënten
kunnen verwachten. Zij zijn dan in staat haar financieel beleid
daarop af te stemmen.
Het baseren van het subsidie op het exploitatietekort houdt
niet in, dat zonder meer een subsidie tot het bedrag van het in de
begroting geraamde tekort zal worden verleend. Elke begroting
zal op haar eigen inhoud beoordeeld worden. Subsidiëring zal al
leen plaatsvinden, indien en voor zover de begroting en het daar
in geraamde exploitatietekort kan worden aanvaard. Bovendien
zal het bedrag van het te verlenen subsidie afhankelijk zijn van
het bedrag, dat Uwe Staten en de betreffende gemeenteraden
bereid zijn in de provinciale respectievelijk gemeentebegroting
voor de subsidiëring van de drie instellingen op te nemen. De
vaststelling van het subsidiabel exploitatietekort alsmede van het