548 12 DECEMBER 1962. 46/47. STICHTING BREDASE MUZIEK- EN BALLETSCHOOL. Wethouder BASTIAENSEN zal allereerst de door de heer Broe ders gestelde vragen beantwoorden en daarbij ter verduidelijking eerst telkens de vragen voorlezen en daarna de antwoorden van burgemeester en wethouders: 1. Is het Uw college bekend dat door het bestuur van genoemde stichting onlangs een administratieve directeur is aangesteld, naast de reeds langer in dienst zijnde directeur de heer H. Zo merdijk Uit een in afschrift toegezonden schrijven van 4 december 1962 van het bestuur van de stichting Bredase muziek-en balletschool gericht aan de heer Zomerdijk, blijkt dat door het bestuur naast ae heer Zomerdijk een administratief directeur werd aangesteld. 2. Is Uw college op de hoogte van de mede daaruit ontstane moei lijkheden die er toe hebben geleid dat het bestuur aan de heer Zomerdijk ontslagheeft aangezegd met ingang van maart 1963, terwijl het de heer Zomerdijk vanaf heden niet meer is toege staan de school te betreden Het bestuur van de stichting Bredase muziek- en balletschool heeft ons bij schrijven van 4 december 1962 - hetzelfde schrij ven, dat boven is vermeld - vertrouwelijk van het ontslag en de schorsing, alsmede de redenen van deze besluiten, op de hoogte gesteld. Eveneens zijn wij hiervan op de hoogte middels een schrijven van de raadsman van de heer Zomerdijk, mr. Van Hasselt. 3. Is door het bestuur van de stichting over de hiervoor genoemde maatregelen overleg gepleegd met Uw college en hebben deze maatregelen de instemming van Uw college Uit de beantwoording van bovenvermelde vragen blijkt reeds dat noch over de benoeming van een administratief directeur, noch over het ontslag van de heer Zomerdijk enig overleg is gepleegd. Van "instemming of afkeuring" kan dus geen sprake zijn. 4. Indien vraag 3 ontkennend wordt beantwoord, is Uw college dan niet van oordeel dat - mede gezien het besluit van de ge meenteraad d.d. 14 november 1962-van een ongewenste ont wikkeling moet worden gesproken Was het naar Uw oordeel, gezien de opvattingen van de raad inzake de positie van de leerkrachten, niet voor de hand liggend geweest dat - alhoe wel dit formeel niet geëist kan worden - vooraf overleg was gepleegd met Uw college Wij zijn inderdaad van oordeel dat - gezien het raadsbesluit van 14 november j. 1. inzake de muziekschool - het gewenst

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1962 | | pagina 548