559 12 DECEMBER 1962. reinen noodzakelijk de inzet van de burgers zelf en de daadkracht van particuliere organisaties. Voorbeelden zijn er te over. Ik behoef daarvoor slechts in het algemeen te noemen; het onderwijs, de gezondheidszorg, het so ciale en charitatieve werk, handel en nijverheid, cultuur, sport en recreatie. Dat zo velen een bewonderenswaardige inspanning leveren op verschillende terreinen, is voor mij aanleiding om daarover in het openbaar mijn respect en waardering uit te spreken. Naar mijn overtuiging geven op deze wijze zeer veel burgers blijk van een burgerzin, die van niet te onderschatten betekenis is. Wel mag ik de verwachting uitspreken, dat - waar nodig - over heid en particulier initiatief in goed overleg en samenwerking een nog doelmatiger bijdrage aan het algemene welzijn zullen leve ren, ten voordele van de Bredase gemeenschap. Een goed voorbeeld van de wijze waarop het overleg en de sa menwerking in bepaalde sectoren kan worden bevorderd is aange geven in de nota "Maatschappelijk werk en overheid". Deze nota komt tijdens de behandeling van deze begroting nog aan de orde en daarom zal ik er bij deze algemene beschouwingen niet nader op ingaan. De begroting voor het dienstjaar 1963 - die thans in openbare behandeling komt - is aan de raadsleden aangeboden met een nota van aanbieding. Daarbij is terecht uitvoerig ingegaan op de finan ciële toestand van de gemeente en de verantwoording van het be leid. Na de totstandkoming van de financiële verhoudingswet 1960 dient de begroting noodwendig te worden afgestemd op de redelijk te verwachten inkomsten en de noodzakelijk geachte uitgaven. De noodzaak van een sluitende begroting - voorwaarde voor een eigen gemeentelijk beleid - is thans, in tegenstelling tot vroegere jaren, dringend aanwezig. Het behoeft geen betoog, dat onze fractie grote waarde toe kent aan een financiële zelfstandigheid van de gemeente. Dat hier voor een objectivering van de maatstaven voor verdeling van de middelen uit het gemeentefonds noodzakelijk is, wordt door ons erkend. Met deze gedachte, die ten grondslag ligt aan de financiële verhoudingswet, kan onze fractie zich wel verenigen. Betreurd moet echter worden, dat nog niet vaststaat dat het ge meentefonds voldoende middelen zal ontvangen, terwijl ook de uitwerking van de wet nog onvoldoende is. De definitieve finan ciële situatie van de gemeente is daarom nog allerminst duide lijk. Hét is wel verklaarbaar, dat de uitwerking van de wet, met de nodige voorzichtigheid geschiedt. Wil men namelijk een ob jectivering van de maatstaven verkrijgen, dan is een duidelijk in zicht nodig in de gemeentelijke taken en de daarmee samenhan gende kosten; de gemeentelijke taken, die aangepast dienen te zijn aan de steeds verdergaande maatschappelijke en economische ontwikkeling. Dat de raad van de gemeente-financiën - zoals vermeld in de

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1962 | | pagina 559