56
17 JANUARI 1962
mogelijk te maken met financiële medewerking van de plaatselijke indus
trieën, die hiervoor ook alle waardering verdienen.
Voor dit jaar moeten wij onze hoop maar weer vestigen op een belang
rijk hoger bouwvolume in de woningwetsector. Mijnheer de voorzitter,
ik heb vanavond in de krant gelezen dat wederom niet meer dan 200
woningen aan Breda zullen wo-den toegewezen. Ik ben hierover ernstig
teleurgesteld. Ik ben bevreesd dat dit grote moeilijkheden bij de verdeling
van woonruimte zal opleveren. Als dit volume echter straks voor een
juiste planning overigens veel te laat bekend wordt, dan is het de
vraag of deze woningen vlot te realiseren zullen zijn, omdat thans een
zo groot gedeelte van de woningbouwmarkt (bijna de helft van het aantal
in aanbouw zijnde woningen per 1 november 1961) door de vrije sector
in beslag wordt genomen. Daarbij doet zich dan nog de vraag voor welke
invloed dit op de bouwkosten zal hebben. In het afgelopen jaar zijn de
bouwkosten niet in de laatste plaats door het onverantwoord uitgroeien
van de vrije sector met 8 a 10% gestegen.
De aangekondigde plannen voor krotopruiming en sanering van de
stad worden door mijn fractie met veel belangstelling tegemoet gezien.
Het is te hopen dat de uitvoering van deze plannen niet geremd zal worden
door gebrek aan vervangende woonruimte.
Ernstige bezorgdheid heeft mijn fractie t.a.v. de scholenbouw. Het aantal
scholen dat in 1961 is gereed gekomen is veel te gering. De perspectieven
voor 1962 zijn evenmin groot. Het landelijk bouwvolume voor de scholen
is gelijk gebleven, ondanks de sterk gestegen bouwkosten. Vooral het
kleuteronderwijs is slecht bedeeld. In een officieel persbericht van het
ministerie van onderwijs, kunsten en wetenschappen wordt hierover ge
zegd: ,,Het volume is onvoldoende om achterstand in te halen en zelfs
om in de juiste verhouding tot de woningbouw in nieuwe wijken kleuter
scholen te stichten". Ook t.a.v. de bouw van gymnastieklokalen, waaraan
in Breda nog zo'n grote behoefte bestaat, is de situatie weinig rooskleurig.
Het is teleurstellend dat het plan voor vijf gymnastieklokalen als gevolg
van het „mondjesmaat" toedienen van de vereiste goedkeuringen door
het rijk, nog niet verwezenlijkt kon worden. De enige uitweg voor de
scholenbouw lijkt thans systeembouw: kan deze ook niet toegepast worden
voor de bouw van gymnastieklokalen?
Blijkens het „Rapport inzake de werkqelegenheidsfunctie van de ge
meente Breda", uitgebracht door het E.T.I. in juni van het vorig jaar,
heeft de werkgelegenheidsontwikkeling in de afgelopen 10 tot 13 jaar
niet in alle opzichten voldaan aan de verwachtingen die men daarvan
in een stad als Breda mag hebben. Er wordt in dit rapport ook gesteld
dat er tendenties zijn waar te nemen die reden geven tot een zekere
ongerustheid voor de toekomst. Andere gegevens bevestigen deze opvat
ting. Uit het verslag van de Industrie N.V. over 1960 blijkt dat de
toename van het aantal industriële arbeidsplaatsen in dat jaar belangrijk
beneden de norm is gebleven die aan een stad als Breda gesteld mag
worden.
Geheel in overeenstemming met deze ongunstige werkgelegenheidssituatie
zijn de gemiddelde pendelcijfers over 1960. Blijkens de gegevens van de
sociografische dienst is er in dat jaar in het rayon Breda een uitgaande
mannelijke pendel geweest van 3250 personen, waar een inkomende pendel
van 2280 personen tegenover stond. Een uitgaand pendelsaldo dus van
ongeveer 1000 personen! Uit al deze gegevens kan geen andere conclusie
getrokken worden dan dat een zeer forse aanpak van de industrialisatie
noodzakelijk is.
Voor de overweging van burgemeester en wethouders dat met het
treffen van maatregelen of het doen van voorstellen moet worden gewacht
tot zij kennis genomen hebben van het bij de WEB in voorbereiding zijnde