12 DECEMBER 1962.
564
Mag ik U daarom vragen, de raad zo spoedig mogelijk in te
lichten over het resultaat van genoemd overleg.
OPENBARE WERKEN.
De dienst van openbare werken verdient alle lof voor de wijze
waarop de plannen inzake de stedebouwkundige ontplooiing van de
stad en de met de uitgroei van onze stad verband houdende proble
men van verbindings- en toegangswegen, worden voorbereid en
uitgevoerd.
Voor het aanzien en de sfeer van de stad -straks met civic-cen-
tre en hoogspoor- is deze planningsarbeid van openbare werkenvan
niet te onderschatten betekenis.
In de laatstgehouden informele vergadering zijn mededelingen
gedaan over de stand van zaken bij de voorbereidingen van de nieu
we schouwburg en het stadhuis. Onnodig te zeggen, dat de raad
-zodra dat mogelijk is- gaarne kennis zal nemen van de verder
uitgewerkte plannen.
Bij mijn beschouwingen over de volkshuisvesting heb ik reeds
gewezen op de centrumfunctie van onze gemeente. Deze centrum
functie houdt niet in -ik wil dit nadrukkelijk stellen-dat Breda alle
belangrijke zaken naar zich toe moet trekken. We moeten vele
zaken in breder verband durven en willen bezien, maar juist dan
blijkt m. i. dat Breda voor de opgave staat, de uitvoering moge
lijk te maken van een aantal taken, die alleen in een centrum
gemeente tot ontwikkeling kunnen komen.
Duidelijk komt dat tot uiting bij onderwijs en cultuur.
ONDERWIJS.
De onderwijsvoorziening in Breda is van een rijke verscheiden
heid en met gepaste trots mogen we ons zelfs universiteitsstad noe
men. Het is duidelijk, dat de goede onderwijsvoorzieningvan Bre
da, ook voor verschillende omliggende plaatsen van grote waarde
is.
De uitbreiding van de onderwijsmogelijkheden is om meerdere
redenen toe te juichen. Het geeft de jeugdige mens gelegenheid
om zich naar eigen aanleg verder te bekwamen, hetgeen van on
schatbare waarde kan zijn voor de persoon zelf, terwijl de waarde
daarvan voor de gemeenschap algemeen wordt erkend.
De uitbreiding van de onderwijsmogelijkheden wordt door ons
-zoals U wel zult begrijpen- toegejuicht. Het is een voorwaarde
voor de verdere democratisering van het onderwijs, die ook be
vorderd wordt door het verstrekken van studiebeurzen en renteloze
voorschotten door rijk, provincie en ons eigen Bredase studiefonds.
De steeds verdergaande ontwikkeling van het onderwijs en de
eisen die daaraan gesteld worden, brengen ook nieuwe problemen
met zich mee. Nieuwe pedagogische en didactische inzichten moe
ten op®hun waarde worden getoetst en -indien hun waarde blijkt-
tot uitdrukking worden gebracht in het onderwijs.
De veelheid van keuze-mogelijkheden schept het keuze-pro-