12 DECEMBER 1962. 568 en beide stichtingen- voorzieningen in getroffen kunnen worden. RUKS WERKPLAATS. Van bevoegde zijde werd mij medegedeeld, dat de rijkswerk plaats te Breda zou worden opgeheven. Het is verklaarbaar, dat de belangstelling voor de rijkswerkplaats op dit ogenblik niet bijs ter groot is. Daar staat echter tegenover.dat deze werkplaats in de komen de jaren nog een belangrijke functie zou kunnen vervullen in dit gewest. Wordt deze werkplaats opgeheven, dan zal het later -ook als de belangstelling weer toeneemt- bijzonder moeilijk zijn om tijdig weer een werkplaats te krijgen. Daarom zou ik de opheffing van deze werkplaats betreuren. Ik neem aan, dat Uw college van de hiergenoemde situatie op dehoogte is en ik zou het waarderen, indien U zoudt kunnen mee delen, welke opvatting Uw college in deze heeft en welke stappen Uw college onderneemt om de rijkswerkplaats voor Breda te be houden. INDUSTRIALISATIE. Het zal Uw college niet verbazen als ik zeg, dat de industri ële ontwikkeling van Breda door ons nauwlettend wordt gevolgd. De evenwichtige ontwikkeling van de stad vergt een gezonde uit groei in verschillende sectoren en daartoe moet ongetwijfeld ge rekend worden een uitgroei in de industriële sector. Een sector waarop Breda, volgens het bekende E.T.I. -rapport, is achtergebleven, hetgeen nog eens wordt bevestigd op pagina 31 van het eerste deel van het industrieel ontwikkelingsplan voor West-Brabant, uit gegeven door de Stichting Welvaartsbevordering West-Brabant. Het tweede en derde deel worden door ons met grote belangstel ling tegemoet gezien. Ik ga niet in op de industriële ontwikkeling van West-Brabant. Hij wil mij voorkomen, dat dit beter in ander en breder verband kan gebeuren. Wel stel ik vast, dat Breda een bijzondere inspan ning dient te leveren binnen het kader van de West-Brabantse in dustriële ontwikkeling. Om een soepel en slagvaardig beleid te kunnen voeren werd de N.V. Maatschappij ter bevordering van industrievestiging te Breda opgericht. Ik meen, dat de mogelijkheden voor een zoda nig beleid aanwezig dienen te zijn. De industriële ontwikkeling van Breda is echter een zo belangrijke aangelegenheid, dat de raad m. i. tekort zou schieten in verantwoordelijkheidszin, als zij deze ontwikkeling niet nauwlettend zou blijven volgen. Daarbij lijkt het mij van belang, dat eens wordt nagegaan of de voorlichting aan de raad geen verbetering behoeft. Het jaar verslag van de N.V. over het jaar 1961 bereikte ons pas in de vo rige maand. Ten aanzien van de industrie-vestigingen laat de directie een gematigd optimistisch geluid horen. Door de voorgenomen vesti-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1962 | | pagina 568