585
12 DECEMBER 1962.
den door diverse fractievoorzitters is gevoerd, voort te zetten. Ik
herinner mij, dat een van deze oud-fractievoorzitters, die thans
aan de andere zijde van de tafel, te weten bij Uw college, heeft
plaats genomen, meerdere malen college heeft gegeven, over de
wijze waarop men zijn algemene beschouwingen diende in te kle
den.
Bovenal diende men algemeen te blijven, hetgeen m.i. vaak
subjectief werd beoordeeld. Ik voor mij ben er van uitgegaan, dat
het criterium dient te zijn, de grote lijnen van het beleid die uit
de begroting naar voren komen, te beoordelen in gunstige of on
gunstige zin. Dat deze beoordeling zuiver op gemeentelijk terrein
dient te blijven, zal voor een ieder duidelijk zijn, hoewel men in
het verleden wel eens uitstapjes maakte cp landelijk politie ni
veau, hetgeen gezien de financiële verhoudingswet, overigens wel
begrijpelijk was.
De begroting voor het jaar 1963, zoals die thans voor ons ligt,
is door Uw college sluitend gemaakt, zij het dan, dat we het met
elkaar nogeens zullen moeten worden over de stelpost ad 927.400, -
die in de raming van inkomsten voorlopig is opgenomen. Het stre
ven van Uw college, om deze begroting sluitend te maken, heeft
onze volle instemming. Wij willen U op deze weg gaarne volgen,
temeer nog, waar dit naar U mededeelt een vlotte goedkeuring van
de begroting door gedeputeerde staten tot gevolg zal hebben en op
royale medewerking van G. S. bij de kredietverlening kan worden
gerekend.
In Uw antwoord op het centraal rapport, deelt U mede, dat de
begrotingsopzet 1963, is terug te brengen tot vier kernpunten, die
U nader aangeeft op bladzijde 2.
Uw programma over de ontwikkeling van het budget op lange
termijn," de z. g. "prognose 1962", blijkt ook volgens Uw medede
lingen voor het komende begrotingsjaar de meest reële weg te zijn,
om uit het labyrinth van de financiële verhoudings-regeling te ko
men. De betrouwbaarheid van deze prognose, willen ook wij aan
vaarden om een limiet te hebben, waarop de uitgaven moeten wor
den afgestemd.
De volgende kernpunten van de begrotings-opzet, waarbij de
realisatie van het investeringsplan op lange termijn, zeer belang
rijk is, hebben eveneens onze volle instemming.
Bij de raming van de overige uitgaven, wordt door Uw college
gestreefd naar een redelijk verantwoord voorzieningspeil, voort
gaande op het in voorgaande jaren bereikte niveau, met inacht
neming van de beschikbare middelen. Het blijkt echter, dat deze
middelen onvoldoende zijn, terwijl Uw college geen mogelijkheid
ziet tot verdere verlaging van de uitgaaframingen. Teneinde het
tekort te overbruggen, zullen dus de maatregelen, die U aangeeft
om de begroting sluitend te maken, nader onder het oog dienen te
worden gezien.
In Uw antwoord op het centraal rapport, stelt U één en ander
maal, dat Uw college geen mogelijkheid ziet tot verdere verlaging
van de uitgave-ramingen, zonder dat het bestaande voorzienings
peil wordt aangetast. Wel is Uw college met ons van mening, dat
de te nemen maatregelen ook voor de burgers van ingrijpende aard
zijn.