12 DECEMBER 1962.
590
niet rijp om een weloverwogen besluit te nemen, dat ook voldoen
de steunt op praktische ervaringen. Het doet mij een genoegen, dat
ook de heer Broeders dit in zijn algemene beschouwingen naar vo
ren heeft gebracht.Zijri suggestie over de zaak in de raad te be
spreken heeft onze steun.
VOLKSHUISVESTING.
Over dit onderwerp zou zeer veel te zeggen zijn. Ik wil me
echter zeer sterk beperken en slechts enkele korte opmerkingen
maken. Dat de gang van zaken t. a. v. de woningbouw met name
in de goedkope sector (woningwetwoningen) allerminst bevredigend
is, behoeft geen betoog en zal door ieder onzer worden onderschre
ven.
Wij zijn ervan overtuigd, dat Uw college steeds diligent is t. a.v.
opvoering van het bouwcontingent voor onze gemeente. Het is zeer
bedroevend dat U ookvoor het komende jaar geen optimistisch ge
luid kunt laten horen, voor wat betreft een hogere toewijzing. Een
verhandeling over het landelijk bouwbeleid mag interessant zijn,
ik meen dat het hier niet op zijn plaats is. We kunnen slechts op
nieuw met teleurstelling constateren, dat het landelijk contingent
woningwetwoningen zo laag is, dat wij in Breda niet aan ons zeer
noodzakelijk minimum kunnen komen.
Het huisvestingsbeleid heeft bij een dergelijke krappe toewijzing
van de meest noodzakelijke woningen, uiteraard meternstige moei
lijkheden te kampen. Wij hebben dan ook bewondering voor de wij
ze waarop het woningnoodbureau tracht, deze moeilijkheden, zo
veel als mogelijk is te verminderen. Wij zijn met Uw college van
mening, dat het huisvestingsbeleid, zoals uitgestippeld in Uw nota
van 16 september 1960 t.a.v. de woningen in de goedkope sector,
onverkort dient te worden gehandhaafd.
Wat de liberalisatie betreft t.a.v. de woningen in de hogere huur-
klasse, verheugt het ons, dat U kennelijk met enige institutionele
beleggers tot overeenstemming bent gekomen t. a. v. de toewijzing
van een deel van hun woningbezit, door Uw college. Indien deze
beleggers gebruik maken van de door de overheid beschikbaar ge
stelde premie voor de bouw van grote aantallen huurwoningen, acht
ik het in de gegeven situatie beslist wenselijk, dat ook de overheid
bij de verdeling van deze woonruimte medespreekt, hoezeer ik
overigens ook voor liberalisatie van het beleid ben geporteerd.
ONDERWIJS
Bij dit hoofdstuk wil ik Uw aandacht vragen voor een bepaald
facet van onze hedendaagse samenleving, waardoor het peil van
het onderwijs, naar onze smaak achteruit gaat. Ik doel hier op de
grote moeilijkheden, welke de schoolbesturen hebben bij het aan
trekken van leerkrachten t. a.v. de huisvesting. Uit een desbetref
fende oriëntatie met name bij het 1. o. en u. 1. o. is gebleken, dat
het praktisch onmogelijk is ervaren en voldoende bevoegd personeel
aan te trekken, bij gebrek aan woongelegenheid. Van de vacatures
wordt 80 °Jo h 90 °lo vervuld door ongehuwden, die in de meeste ge-