595 13 DECEMBER 1962. Spreker wil tevens de woorden van erkentelijkheid voor de hoofden van dienst en hun medewerkers van hoog tot laag onder strepen. Bij de aanvang van het jaar past dit blijk van erkentelijk heid. Hij is verheugd te mogen zeggen dat over wel zeer bekwa me medewerkers kan worden beschikt. Er is in deze te stellen dat de hoofden van dienst een thuisfront vormen hetgeen het college niet in de steek laat. Over een hoofd van dienst, dat kortgeleden afscheid genomen heeft wil hij in aanwezigheid van de raad een bijzonder woord spreken. Het betreft hier dr. Vercauteren, oud directeur van de geneeskundige- en gezondheidsdienst, die op 2 december j.l. is overleden. Herdenking van de directeur lijkt op zijn plaats. Dr. Vercauteren begon in 1927 zijn loopbaan als huisarts te Kaatsheu vel. Tot 1948 nam hij daar een belangrijke plaats in de samen leving in. Het voor zijn gezondheid te zware beroep van huisarts noopte hem in dat jaar zijn praktijk te beëindigen. Hierna werd hij benoemd tot directeur der g. g. en g.d. alhier. Zeer onlangs is hij gepensioneerd en hij heeft dus slechts kort van zijn rust kun nen genieten. De heer Vercauteren heeft altijd een belangrijke rol gespeeld als arts.als docent bij het Wit-Gele-Kruis en als lid van de raad van volksgezondheid. Zoals Dr. Smulders in zijn "in me- moriam" reeds schreef, is een goed gecomponeerd doktersleven door het overlijden van de heer Vercauteren afgesloten. Het me deleven gaat uit naar zijn echtgenote en dierbaren. Spreker heeft zich rekenschap gegeven ten aanzien van de di verse onderwerpen welke gisteren aangesneden zijn en waarvan de beantwoording tot zijn taak behoort. De beantwoording zal niet direct een uitstapje naar Den Haag opleveren, maar naar de re gio, te weten West Brabant.De heer Vis heeft immers,het W.E.B. rapport besprekend, gevraagd of de dominante plaats van Breda in dit rapport wel voldoende tot uitdrukking is gekomen. Hij was namelijk bevreesd dat dit niet het geval was. Spreker kan dit idee gedeeltelijk onderschrijven, hoewel wel kan worden gesteld dat Breda in dit rapport beter tot zijn recht komt dan in het provinciaal rapport. De plaats van Breda is niet zo beklemtoond, hetgeen in dit kader ook niet zo opportuun is. Dit rapport-beoogt in 's-Hertogenbosch» 's-Gravenhage en in de Randstad een leidraad voor gesprekstof te zijn, waarin héél West Brabant geluid laat horen. Het is niet zozeer de bedoeling hierin de kwaliteiten van streekcentrum te beklemtonen maar wel de grote belangen van plaatsen, welke zijn gelegen aan groot vaar water. Nu ligt Breda wel aan de Mark, doch dit wordt niet als groot vaarwater gezien. Spreker stelt zich voor direct een overzicht te geven hoe het met de verbetering van de Mark staat. Het onder- werpelijke rapport wil wijzen op de economische potentie, welke aan de Brabantse zijde van het groot vaarwater aanwezig is. In dit verband is te denken aan plaatsen als Dinteloord, etc.. Ten aanzien van landwegen is zeer de noodzaak van het ver- keersquadraat, als aangegeven op de aan de raad bekende kaart, benadrukt. Hierin speelt ook de dodenweg, Waarover de heer Mel- zer heeft gesproken een rol. Naar het zich laat aanzien moet er

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1962 | | pagina 595