13 DECEMBER 1962.
628
schappij in deze tijd. Aan deze zijde van onderricht mag zeker
op redelijke wijze aandacht worden geschonken. Er zijn trouwens
veel scholen waar dit ook gebeurt, maar veel kennis en belang
stelling ontbreekt nog.
Wat betreft de huisvesting en woningnood had spreker zich bij
de algemene beschouwingen om twee redenen beperkt. Andere
fractievoorzitters en de wethouders hebben deze onderwerpen toch
wel uitgediept. Spreker is verweten dat hij de landspolitiek in dit
probleem heeft betrokken; spreker meent evenwel dat dit nodig
was. De wethouder meent dat hij dit niet heeft gedaan, en de
heer Broeders heeft het bijna niet begrepen.
Het was nodig het kabinetsbeleid hierbij te betrekken omdat er
een correlatie is tussen de daling van het woningcontingent en de
toeneming van het aantal ingeschreven woningzoekenden in Breda
en in andere steden. Spreker weet zeer goed dat het bouwen van
voldoende woningen een zeer moeilijke zaak is, maar hij meent
dat de overtuiging van het beleid zeer ongunstige gevolgen heeft
gehad. De woningnood in Breda en in andere steden is er door
verergerd. De bouwnota van het Economisch Instituut voor de
Bouwnijverheid zal misschien tot enig resultaat leiden. Spreker
hoopt dat deze bouwnota in Nederland velen zal wakkerschudden
want in 1962 is er nog steeds een ontstellende woningnood.
Spreker wil hierin een opmerking van de wethouder betrekken,
namelijk waarin deze stelde dat men het leven in de stad niet
moet ophangen aan het huisvestingsbeleid; de stad moet leefbaar
blijven, mede gelet op zijn centrumfunctie. Spreker is het daar
geheel mee eens, maar hij wil toch wijzen op de nota inzake
het maatschappelijk werk, in welke nota gesteld is dat de mens
recht heeft op een menswaardig bestaan. Veel mensen genieten
dit menswaardig bestaan nog niet omdat zij in krotten wonen.
Dit is wel in schril contrast met de welvaart. Spreker is het er ook
mede eens dat maatschappelijke zorg meer inhoudt dan materiële
hulp.
De woningnood is zo schrijnend dat zij een enorme uitdaging
betekent aan het Nederlandse volk om deze nood binnen een niet
al te lange periode ten einde te brengen. Het economisch insti
tuutvoor de bouwnijverheid isvan oordeel dat dit in 1970 het ge
val kan zijn. Het is de plicht van de regering en van het Neder
landse volk om hiervoor zorg te dragen.
Zou de woningnood in Breda in 1970 moeten zijn opgelost dan
betekent dit dat er minstens 1000 woningen per jaar moeten wor
den gebouwd. Hiervan zouden 500 stuks woningwet- of daarmede
vergelijkbare woningen moeten zijn tegen een aanvaardbare huur,
iets wat op zich al een groot probleem is.
Wat betreft de liberalisatie van het huisvestingsbeleid is spre
ker blij te hebben vernomen dat er van de zijde van de institu
tionele beleggers veel begrip voor de situatie bestaat. Spreker
zal gaarne afwachten wat de nieuwe regeling in de praktijk zal
opleveren.
Wethouder Van Boxtel heeft het oordeel van de raad gevraagd
inzake het in de sector maatschappelijke zorg vrijkomende be
drag van 100.000, -. Spreker wil als zijn persoonlijk oordeel