643 13 DECEMBER 1962. tijd van personeelsschaarste een gunstige bijkomstigheid is. Hier staan echter nadelen tegenover die door onze fractie niet geac cepteerd kunnen worden. In de oude tarieven zijn bepaalde so ciale overwegingen in acht genomen, die thans geheel worden losgelaten en dit loslaten leidt o.i.tot onbillijkheden. Uitgaan de van de fiscale achtergrond van deze voorgestelde tariefwij ziging zouden wij er ons, omdat het hier om niet al te grote be dragen gaat, mee kunnen verenigen indien de opslag voor alle verbruikers ongeveer even groot zou zijn geweest. Hiervan is echter geen sprake. De verhoging voor de bewoners van zeer kleine woningen is absoluut genomen veel hoger dan voor ver bruikers met woningen van meer dan 4 vertrekken, om van de relatieve verhogingen maar niet te spreken. Indien wij de uiter sten nemen, mijnheer de voorzitter, dan zien wij dat verbruikers in woningen van 1 of 2 vertrekken bij een verbruik van 60 m3 in 1963 39,- zouden moeten betalen tegen thans 10,80, hetgeen dus een verhoging betekent van 28,20 per jaar. Voor verbruikers in woningen met meer dan 4 vertrekken (dat is 90 van de bevolking) zijn deze cijfers eveneens 39,- voor 1963 tegen 27, 60 thans, dit is een verhoging van 11,40. In zijn deze verhogingen 260 en 40 °Jo. Bij een verbruik van 40 m3 is de relatieve verhoging voor bewoners van een woning met 1 of 2 vertrekken 200 °fo en voor verbruikers inwoningen met meer dan 4 vertrekken 15%. Dit is een belastingdrukvolkomen tegen gesteld aan die, welke wij als juist en rechtvaardig achten. Naar men ons van bevoegde zijde heeft medegedeeld zijn de woningen van de klassen I en II, dus woningen met 1, 2 of 3 vertrekken, vooroorlogse woningen en wel van het soort dat wij allen liefst zo gauw mogelijk uit ons stadsbeeld zouden willen laten verdwijnen. Een groot gedeelte van deze woningen, in totaal gaat het hier om 1350 stuks, voldoet niet aan de eisen die vandaag aan een woning gesteld worden. Juist de bewoners van deze woningen moeten naast de verhoging die de resterende 90 van de bevolking ook moet betalen nog f 17,- (klasse I) of ƒ6,- (klasse II) extra betalen. Zonder dit te kunnen bewij zen, mijnheer de voorzitter, durf ik te stellen dat 90% van deze woningen de beschikking heeft over slechts één kraan en dat douchecellen ontbreken. Het gaat hier om woningen, waarin wij geen van allen zouden willen wonen. Wellicht wordt hier tegen aangevoerd dat deze bewoners het voordeel hebben van een lage huur en dat daardoor hun vermogen tot het betalen van belasting groter is dan van degenen die in een duurdere na-oor- logse woning wonen. Deze redenering, welke ik in dit verband gehoord heb, moet ik afwijzen omdat hier wordt uitgegaan van 2 veronderstellingen, namelijk dat de lonen voor alle handar beiders nagenoeg gelijk zijn, hetgeen m.i, niet het geval is en ten tweede dat er een vrije vestigingskeuze is. Het laatste behoef ik niet te bewijzen, een wachtlijst met ca. 3000 namen op het Bureau Huisvesting zegt voldoende. Mijnheer de voor zitter onze fractie is van mening dat verbruikers in woningen met minder dan 4 vertrekken voor wat betreft hun huisvesting in zekere zin als gedupeerde moeten worden beschouwd en dat

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1962 | | pagina 643