13 DECEMBER 1962.
646
kosten, en evenzo op pag. 32, vind ik hiervan voorbeelden.
Omschrijvingen als "(meer)rendabel", of "hogere rentabili
teit" betekenen gewoon het leggen van een willekeurig percen
tage op de kostprijs.
Met betrektóng tot de tarieven van het gemeentelijk water
bedrijf stelt U dat voor. Maar waarom dan de verdediging van de
zemaatregel begonnen met de zinsnede:"Uiteraard blijft de kost
prijs van het produkt uitgangspunt voor de tariefberekening"?
Dit is slechts ten dele waar.
Er staat dan voorts dat primair gestreefd is naar gelijke tarie
ven voor de gehele gemeente. Uit dat "primair" concludeer ik
dat burgemeester en wethouders dit het belangrijkst achten. Die
visie haalt overigens dit jaar net zijn eerste lustrum. Secundair
is er dan de maatregel van sicale aard naar een niveau, dat in
een groot gedeelte van de provincie geldt. Daar wordt nagelaten
te vermelden dat een provinciaal bedrijf veel uitgestrekter ge
bieden bestrijkt, onrendabele buisverbindingen met zwaarder ma
teriaal en pompinstallaties moet aanleggen als verplichting vol
gend uitzijn concessie en dus in geen enkel opzicht meteen ste
delijk waterbedrijf te vergelijken valt.
Mijnheer de voorzitter, ik heb geen bezwaar tegen de voorge
stelde verhoging, ik heb groot bezwaar tegen de wijze van argu
menteren.
Hoewel wij dus Uw motivering van de tariefsverhoging niet
kunnen bewonderen - Huizinga constateerde al, dat wij in het
tijdperk der fraseologie leven - willen wij bepaald niet het kind
met het "duurdere" badwater weggooien. Maar laten wij het in
ieder geval bij zijn naam noemen en ronduit stellen: er is geld
nodig, willen wij ons voorgenomen werk kunnen voortzetten. Het
gemeentelijk waterbedrijf kan ons op de gemakkelijkste, goed
koopste en efficiëntste wijze - en zelfs ogenschijnlijk op de recht
vaardigste wijze - geld verschaffen.
Het valt mij op dat daarbij af en toe het woord "water" ver
vangen wordt door "drinkwater". Maar het gaat niet om die slok
water - straks misschien over het bier - maar naast het industri
ële verbruik om de waterbeschaving van de Bredanaar. In ons
land van mest en mist moet men douchen of baden; schimmel en
slijk blijken slechts met water te keren.
Dat de smaak van het drinkwater niet bepalend is voor het
verbruik moge blijken uit het feit, dat Rotterdam topconsument
is met 170 liter per persoon naar ik meen. Ik meen te weten
dat de wijze van betaling van het verbruikte water daar geheel
anders is ingericht. Het daar gevolgd stelsel acht ik niet juist,
doch de noodzaak van het opvoeren van de waterbeschaving wel,
hierover heeft Ir. Jonge in het Polytechnisch Tijdschrift van 27
juli j.l. behartenswaardige zaken gezegd, gestaafd met statis
tisch materiaal.
Moeten wij in Breda niet enigszins oog hebben voor de rem
mende werking, die van de voorgestelde verhoging zou kunnen
uitgaan
Zouden wij ons niet in dit verband als tegenhanger moeten
voornemen - en dit is maar een suggestie, maar toch werkelijk