649
13 DECEMBER 1962.
doen berekenen als bij het eigen bedrijf, kan spreker mededelen dat
hij op de a.s. aandeelhoudersvergadering van de waterleidingmaat
schappij een voorstel dienaangaande hoopt te doen.
De heer Van der Werff deelt spreker mede dat bij het ontwerpen
van deze tariefsverhoging niet alleen gelet is op de rentabiliteit,
maar dat ook fiscale aspecten in het spel zijn. Tegeri de argumen
tering mag men bezwaren hebben, iedereen weet duidelijk wat de
resultaten van het voorstel zijn en het is even duidelijk dat dit ta
rief boven de kostprijs uitgaat. De geuite vrees voor aantasting van
de waterbeschaving deelt spreker niet. Als deze vrees gerechtvaar
digd was zou daarvan al eerder zijn gebleken in de overige voor -
zieningsgebieden in deze provincie, waar reeds lang de hogere ta
rieven gelden.
De heer Van der Zwan heeft voorgesteld de tariefsverhoging voor
de groepen 1 en 2 te verzachten met welk voorstel een bedrag van
16.200,- zou zijn gemoeid. Spreker wijst er evenwel op dat, als
in het tarief moet worden veranderd, dit niet alleen consequenties
heeft voor de begroting, maar dat dan ook weer verrekeningen met
de waterleidingmaatschappij gaan ontstaan. In dit opzicht is er
nu een voorlopige afspraak gemaakt en burgemeester en wethou
ders willen daar niet gaarne meer op terugkomen. Het zou zeer te
betreuren zijn als er in dit opzicht nu weer wijzigingen komen.
Met hetgeen is gezegd over de gezinsreductie kan spreker zich
wel verenigen. Er is een voorstel van de waterleidingmaatschappij
dat een wat gunstiger regeling inhoudt dan de Bredase. Als dit wordt
aangenomen zal spreker bevorderen dat deze regeling wordt over
genomen en dat de raad een desbetreffend voorstel wordt voorge
legd.
De heer VAN DER ZWAN merkt op dat de overeenkomst met
de waterleidingmaatschappij, zoals de wethouder heeft gezegd, van
voorlopige aard is. Daarom lijkt zij goed voor wijziging vatbaar.
Sprekers voorstel beoogt niet een wijziging in de tariefsstructuur,
maar een soort reductieregeling naar analogie van de regeling voor
de gezinsreducties. Het gaat om een 450 gezinnen en de wethou
der acht de verhoging voor hen niet zo erg groot. Het is echter een
bedrag van 0,60 per week. Spreker blijft van mening dat de ta
riefgroepen 1 en 2 mensen betreft die behoren tot de inkomens
groepen, die er het beroerdst aan toe zijn.
Voor de beter gesitueerden is deverhoging maar ƒ4,40 tot 11,40
per jaar. Hierbij is de verhoging veel minder ingrijpend.
Deze maatregel zal dan ook als een grote onrechtvaardigheid wor
den ervaren.
De heer VAN DEN EEDEN kan niet anders dan onderschrijven wat
de wethouder heeft gezegd; het leveren van winst door de nutsbe
drijven is door de overheid dringend voorgeschreven. Dit is echter
niet sprekers zienswijze.
De heerMELZER zal toch gaarne wat positievers vernemen om
trent de hardheid van het water. Met een analyse is hij tevreden;
haast is er niet bij.