654 14 DECEMBER 1962. De heer VIS stelt voor de nota's wel in de besprekingen te be trekken, doch indien tijdnood dreigt er van af te stappen. Hierna stelt de VOORZITTER aan de orde HOOFDSTUK IX. Mevrouw DE BONTE spreekt als haar mening uit, dat er bij deze begrotingsbehandeling zoveel meer aandacht gewijd wordt aan dit hoofdstuk dan in voorafgaande jaren, hetgeen waarschijnlijk wel voor een deel aan het verschijnen van de nota over het maatschap pelijk werk ligt, doch deels ook zeker aan het vuur en het enthou siasme, waarmee de wethouder de vragen hierover heeft beantwoord en zijn opvattingen heeft verdedigd. Zij wil dan ook graag haar waardering daarover uitspreken. Bij monde van mijn fractie-voorzitter, zegt spreekster, heeft U kun nen horen, dat onze fractie de mening van de wethouder deelt. Levend in 1962 met zijn hoogconjunctuur en welvaart, veranderde levensgewoonten en eisen, is het voor de groep van onze bevolking die ondersteuning ontvangt ingevolge de armenwet, en dat is be slist een andere groep dan bijvoorbeeld 25 jaar geleden, maar een bittere zaak de welvaart aan zich voorbij te zien gaan zonder daar aan deel te hebben. De veranderde maatschappij, het veranderde levenspatroon,maar vooral de veranderde opvattingen omtrent het recht van de hulpbehoevende mens op steun heeft een nieuwe wet in het leven geroepen, die toch wel belangrijke verandering van opvattingen betreffende dit vraagstuk inhoudt. De tijd was rijp voor een nieuwe wet, waarin het accent gelegd wordt op het recht van de mens op hulp, wanneer die door om standigheden in moeilijkheden is geraakten de plicht van de over heid om hulp te bieden, al zullen er en dat is ook in de wet vast gelegd, gevallen blijven waarin hulp geweigerd dient te worden. Hierin is weer goede samenwerking nodig tussen de overheid en particuliere instellingen, omdat maatschappelijk werk en finan ciële hulp veel raakpunten met elkaar hebben. Of de nieuwe bijstandswet zulke grote veranderingen voor de on dersteunden teweeg zal brengen is niet helemaal te bepalen. De wet geeft, als spreekster het goed begrepen heeft, wel nieuwe richt lijnen, maar de te bepalen uitkeringsnorm blijft een taak van bur gemeester en wethouders. Dat het gewenst is, dat er een grotere uniformiteit komt in de nor men, is, gelooft zij wel de algemene mening. Dat er in de kring van de directeuren van de grote Brabantse gemeenten besprekingen hierover gaande zijn is haar bekend. Zij wil hierop niet vooruit lopen en alleen de hoop uitspreken op gunstige resultaten. Spreekster bepleit wel wat meer ruimte voor incidentele gevallen van hulpverlening. Het komt maar al te vaak voor, dat het be stuur van de B.I.M.Z. aan ondersteunde gezinnen voorschotten verstrekt, die dan weer worden ingehouden op de wekelijkse uit kering. Vanzelfsprekend worden deze aanvragen om voorschotten steeds geval voor geval en met gepaste reserve beoordeeld. Maar wanneer het gaat om aanschaf van normale, aan slijtage on derhevige artikelen zoals beddegoed, ledikant, door het te klein worden van kinderbedjes, dan zou het bestuur toch wat meer ruim-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1962 | | pagina 654