14 DECEMBER 1962,
659
het geheel eens zijn, maar over de samenstelling is nog wel wat
op te merken.
Naast de vertegenwoordigers van de overheid worden als vertegen-
woordigers van het particulier initiatief voorgesteld:
vier vertegenwoordigers van de stichting katholiek centrum Breda
twee vertegenwoordigers van de commissie kerkelijke gezins
zorg te Breda, Ginneken en Princenhage;
een vertegenwoordiger van de stedelijke parochiële zielzorg:
een vertegenwoordiger van de plaatselijke raad voor interker
kelijke activiteiten (R„ I, A,
Voorts denken burgemeester en wethouders, bij de vertegenwoor
diging van de zielzorg aan geestelijken. Zij neemt aan, dat met
geestelijken ook een dominee wordt bedoeld.
Maar er is dan toch een groep, die werkzaam is op maatschappe
lijk terrein in onze stad, die blijkbaar geheel over het hoofd is ge
zien, Hiermee bedoelt zij de vereniging Humanitas. Deze vereni
ging is hier inde stad nog niet voldoende van de grond kunnen ko
men, omdat zij in haar activiteiten sterk geremd wordt door het
ontbreken van financiële mogelijkheden. Toen door deze vereni
ging indertijd subsidie werd aangevraagd, werd dit door de toen
malige raad, hoewel niet op principiële gronden afgewezen. Dat
het juist hieraan te wijten is, dat de vereniging Humanitas in de
uitvoering van haar taak sterk geremd werd, is zonder meer dui
delijk, Bedenkt men echter, dat in 1960 door de provinciale sta
ten van Brabant aan deze vereniging een subsidie werd toegekend
i van 2,100,= met de motivering dat ""deze vereniging voor een
bepaald volksdeel in Noord-Brabant belangrijk went doet", dan
blijkt hieruit, dat provinciale staten de belangrijkheid van het werk
van deze vereniging erkennen.
Zij is dus van mening dat, waar het maatschappelijk werk van
Humanitas voor een groep van de Bredase bevolking van grote be
tekenis is, het niet meer dan billijk zou zijn, dat ook uit deze
vereniging een vertegenwoordiger werd opgenomen in de stedelijke
commissie overleg maatschappelijk werk. Temeer daar burge
meester en wethouders in de nota de mogelijkheid tot uitbreiding
hebben opengelaten. Zouden burgemeester en wethouders aan dit
verzoek gevolg willen geven, dan zou met recht kunnen worden
gezegd, aat alle groepen, werkzaam op maatschappelijk terrein
aan hun trekken komen.
Overigens wil zij tot slot nogmaals met nadruk vaststellen dat deze
nota bij haar fractie de verwachting en het vertrouwen heeft ge
wekt, dat op het gebied van het sociaal en maatschappelijk werk
een nieuwe periode is aangebroken, die veel mogelijkheden opent
tot verbreding en ontplooiing van dit zo belangrijke werk in onze
stad.
De heer VAN CASTEREN zegt, dat naar zijn mening te dis
cussiëren zou zijn over verschillende uitlatingen, die in deze nota
worden gedaan, Bijvoorbeeld waar te algemeen over maatschap
pelijk werk gesproken wordt, zonder dat precies gezegd wordt, wat
dit nu inhoudt. Er is zeer veel diversiteit \in het maatschappelijk
werk. Een discussie over enkele uitlatingen hierover is niet vrucht-