662
14 DECEMBER 1962.
onvervreemdbaar recht van vrije keuze ter zake van de hulpver
lening. Dit laatste is in het rapport minder goed uit de verf geko
men.
In de algemene bijstandswet hebben wij kunnen lezen, dat door de
gemeenteraad een commissie van advies wordt ingesteld, die spe
ciaal belast wordt met het bijstandsbeleid. Voor de samenstelling
van deze commissie wordt een zeer ruime plaats ingeruimd voor
het maatschappelijk werk en de gezondheidszorg en de vakbewe
ging.
In de samenstelling van de stedelijke commissie overleg maat
schappelijk werk wordt een ruime plaats gegeven aan het maat
schappelijk werk en de gezondheidszorg. Merkwaardig vindt spre
ker het, dat in deze commissie de vakbeweging gemist wordt.
Nu de taak van de stedelijke commissie overleg maatschappelijk
werk inhoudt een beraad over het geheel van maatregelenten aan
zien van het maatschappelijk werk, waarbij dus met name in dit
beraad ter sprake zullen komen de functionering van het algemeen
maatschappelijk werk, maatschappelijk opbouwwerk, sociale plan
ning enz. meent spreker, dat daarin een vertegenwoordiging van
de vakbeweging ter plaatse kwalijk kan worden gemist.
Spreker vraagt of het college bereid is indien de omstandigheden
daartoe aanleiding geven een wijziging in de samenstelling van
de commissie aan te brengen. In het rapport acht hij daartoe niet
voldoende waarborg aanwezig. Hij vraagt dit punt speciaal te be
zien.
De heer KRAMER zegt het volgende:
Mijnheer de voorzitter,
Voor het maatschappelijk werk te Breda en de hierover ver
schenen nota hebben wij grote waardering. Het initiatief voor de
nota "maatschappelijk werk en overheid in Breda", achten wij ge
lukkig en verantwoord, aangezien maatschappelijk werk zich im
mers steeds met de mens bezig houdtl
Het is een kritisch stukvoor de overheid zelf en een bruikbare in
ventarisatie. Met vreugde begroeten wij de tendens, dat de over
heid in deze progressief wil zijn en in geen geval de zaak van het
maatschappelijk werk lijdelijk moet volgen. Dit prikkelt tot het
steeds weer zoeken naar nieuwe vormen, waarin de preventieve
werking een zeer belangrijke plaats moet innemen. Het gaat niet
alleen om de welvaart, maar zeer zeker ook om het welzijn van
de mens. We moeten ons steeds afvragen, of de mens er ook mee
gediend is. En daarbij beslist niet vergeten.dat het hier, bij maat
schappelijk werk, gaat om boven-materiêle noden en behoeften.
We dragen een verantwoordelijkheid tegenover God en tegenover
onze medemensen. Levensbeschouwelijk is enb'lijft naar onze me
ning belangrijk; hoewel verschillend van zwaarte in de verschil
lende sectoren. De genoemde verantwoordelijkheden lijken ons
de goede basis voor een samenspel; d.w.z. voor een gezamenlijke
inspanning.