66
17 JANUARI 1962
ik wel, maar daarover behoef ik mij persoonlijk nu geen zorgen meer te
maken, aangezien ik niet meer actief zal deelnemen aan een begrotings
behandeling.
De begroting is dus wat later gereedgekomen, maar daarover behoeven
wij allerminst te treuren, want zij is sluitend. De ellende van vorige
begrotingen met hun steeds weer stijgende tekorten, zal nu wel tot het
verleden gaan behoren, tenminste dat hopen we. Of het waar zal zijn,
moet de toekomst leren en we kunnen het nu al horen uit de naburige
gemeente Zevenbergen, dat er toch weer tekorten zullen zijn. Zij redden
het dus niet. Hoe zal het Breda vergaan?
De nota van aanbieding van de begroting voor 1962 is duidelijk, een
zeer goed leesbaar stuk en prettig te hanteren. Deze begroting is de
eerste in een nieuwe periode: de financiële-verhoudingswet 1960 is in
werking getreden en vervangt vroegere maatregelen: maar daarvoor zullen
we dan ook misschien een veer moeten laten. Alle meerdere financiële
zelfstandigheid der gemeente ten spijt, zullen wij ons toch moeten gaan
beperken op verschillende terreinen. Er zullen door die beperkingen
offers moeten worden gebracht bij vele reeds gedachte gemeente-voorzie
ningen. Weliswaar moet dit bezien worden op landelijk niveau om dan
later te komen tot een eigen gemeentelijk beleid. Toch vraag ik mij af
of we er wel zoveel gelukkiger mee zullen zijn, want wat vroeger kon,
nl. niet-sluitende begrotingen maken en toch diverse werken uitvoeren
met tekorten van enkele miljoenen, gaat nu niet meer. We moeten ons
gaan beperken en dus minder uit gaan geven.
In de laatste jaren hebben we dus min of meer boven onze stand
geleefd en moeten we het dus maar wat minder gaan doen. Gelukkig is
Breda niet alleen in den lande: de meeste gemeenten verkeren in dezelfde
omstandigheid, maar al houd ik er wel van om lief en leed samen te
delen, hier geldt toch wel het spreekwoord: „het hemd is nader dan de
rok Hoe het ook zij, het verheugt mij, dat er een sluitende begroting
is en met belangstelling zal ik volgen wat de komende maanden brengen.
Dat U in bijlage 2 van de aanbiedingsnota de volledige tekst van de
financiële-verhoudingswet 1960 hebt willen doen afdrukken, stemt tot
dankbaarheid, want we hebben nu gelegenheid om deze wet te raad
plegen, indien zulks nodig is.
Verlaging van het reeds in voorgaande jaren bereikte peil is in de
begrotingsopzet 1962 nog niet nodig geweest, doch U verheelt zich niet,
in uw antwoord op het centraal rapport, dat verlaging van dit peil in de
komende jaren mogelijk kan zijn. Waar zal die verlaging dan gezocht
moeten worden? De bevolking van Breda is groeiende en hieruit spruit
voort, dat verschillende subsidies, die met een bepaald bedrag per inwoner
werden gehonoreerd, steeds groter worden. Mogelijk is hieraan een einde
ie maken, door de betrokken verenigingen een bepaald bedrag als subsidie
toe te kennen, deze dus niet afhankelijk te maken van het inwonertal,
en voor enkele jaren vast te stellen, indien dan geen nieuwe subsidies
zouden worden verleend, kan dit al een aanmerkelijk bedrag minder op
de uitgavenpost betekenen. Niet dat ik nu direct zulke hoge verwachtingen
heb van deze besparing, maar hoe gering ook, een beperking is het. En
er zullen wel meer van deze posten zijn. die een aderlating moeten onder
gaan, zoals bv. de subsidies voor verschillende sportactiviteiten. Zeker
is, dat woningbouw en onderwijs hieronder niet zullen mogen lijden.
Enige jaren terug heb ik ook al eens gesproken over het subsidiebeleid
en toen als mijn mening te kennen gegeven, dat te veel gevraagd wordt
van de gemeenschap voor particuliere liefhebberijen. Men heeft nog steeds
te weinig over voor zijn eigen hobby en de gemeenschap is er goed voor.
De algemene welstand is gestegen en schijnt nog toe te nemen, dus kan
men voor concerten, toneelvoorstellingen en de particuliere sport ook