14 DECEMBER 1962.
663
Mijnheer de voorzitter, maatschappelijk werk is een zaak en een
taak voor velen en ten behoeve van de nuttigheid gebonden aan
het door ons zo juist naar voren gebrachte, noodzakelijke begrip,
"samenspel". Geen eng, maar een breed samenspel.
Wij gaan akkoord met de instelling van een overlegorgaan.de zo
genaamde "stedelijke commissie overleg maatschappelijk werk".
Als naast overleg, ook planning, coördinatie en zelfs subsidiebe
leid in de taakomschrijving worden genoemd, dan omvatten deze
begrippen vele contacten en is het verantwoord de stedelijke com
missie in het leven te roepen. Onze angst, mijnheer de voorzitter
is echter de eenzijdigheid van deze commissie. U weet, dat het
particulier initiatief lang, zeer lang, onze steun geniet. De over
heid moet o. i. regelend optreden en als zodanig het overleg be
vorderen. In de huidige samenstelling zijn we hieromtrent enigs
zins voorzichtig. Wij zien het, zoals gezegd, breder, ruimer. Wij
pleiten dan ook voor opname in de commissie van meer particu
lieren. Wij missen o. a. het bedrijfsleven, welke aanwezigheid wij
psychologisch van groot belang achten. Niet minder belangrijk
vinden wij de opname van de werknemersorganisaties, de vrouwen
organisaties (maatschappelijk werk is mede een specifiek vrouwe
lijk werk) en misschien zelfs de kruisorganisaties.
Voor de ontwikkeling in deze richting, hebben wij veel belang
stelling.
Tenslotte een algemene opmerking, natuurlijk stellen wij infor
matie d. m. v. nota's zeer op prijs. Of de begrotingsbehandeling
de juiste plaats van bespreking is, betwijfelen wij wel sterk. Een
aparte behandeling komt de totale aandacht ten goede, waaronder
wij ook de openbaarheid willen stellen. Het is deze openbaarheid,
waar wij in het bijzonder voor opkomen, omdat naar onze mening
de openbaarheid middels de afdelingsvergaderingen toch al enigs
zins de kans loopt in de verdrukking te komen. Gaarne hier dili-
gentiel Tot zover in eerste instantie.
Wethouder VAN BOXTEL zegt, dat hij niet kan voorkomen,
dat detailzaken in zijn antwoord niet goed uit de verf zullen ko
men. Hij vindt dat ook niet erg, omdat het op het terrein van het
maatschappelijk werk vooral gaat om het grote beleid. Het over
leg tussen de overheid en het particulier initiatief moet op de voor
grond staan.
Sprekei; kan de heer Van derWerff volgen, waar deze spreekt over
bundeling van krachten en de toezichthoudende taak van de over
heid. Voor wat het laatste betreft zijn er allerlei nuances in op
vattingen mogelijk.
Er is een labyrint van regels en voorschriften op het gebied van
het maatschappelijk werk. Boekenkasten zijn er over volgeschre
ven ook over het subsidiariteitsbeginsel en de hantering daarvan.
Bij verschillende sprekers heeft de wethouder beluisterd een be
grip voor het feit, dat veranderde omstandigheden een aanpassing
van de overheid vergen.
De heer Van Casteren heeft gesteld dat er in de nota te algemeen
over maatschappelijk werk gesproken wordt, en dat het particulier
initiatief niet alleen de verantwoording kan dragen voor de acti
viteiten op dit terrein. Spreker is het daarmede eens, doch hij