17 JANUARI 1962 69 Toch had ik verwacht, dat het nieuwe gemeentehuis eerder dan 1968 gereed zou zijn en zeer zeker de nieuwe schouwburg vroeger dan 1971 zou gebruikt kunnen worden, waarbij ik voor beide gebouwen nog minstens 1 jaar voeg, alvorens ze geheel gebruikt kunnen worden. Dat U voorstelt de kosten voor de aanleg van de straatverlichting voortaan door te berekenen in de kostprijs van de grond, vind ik heel normaal en kan mijn gehele instemming hebben. Mijnheer de voorzitter. Ik wil besluiten met mijn dank te betuigen aan uw college voor de wijze waarop het zijn werk verricht, steeds de belangen van Breda geheel voor ogen houdende. De ambtenaren, die U bij dit mooie, maar moeilijke werk terzijde staan, breng ik gaarne hulde voor de toewijding waarmede zij de zaken, de gemeente betreffende, behartigen. Een bijzonder woord van dank aan de directeur van sociale zaken en het huisvestingsbureau voor de manier waarop hij met zijn personeel tracht de woningnood in Breda te verzachten. Dit is geen gemakkelijke, zelfs één wel zeer bijzonder moeilijke taak. En toch blijven zij maar steeds klachten aanhoren en versagen niet. Weinigen zullen hen dit, met zoveel geduld, nadoen. De leden van de andere fracties van de raad dank ik voor de prettige wijze waarop wij met elkander samenwerken om Breda tot groter bloei te doen geraken. Laten wij blijvend eensgezind, nog zeker IY2 maand van dit jaar, onze schouders mogen blijven zetten onder de lasten die het raadslidmaatschap nu eenmaal met zich meebrengt en God bidden om Zijn onmisbare hulp. Ik dank II, mijnheer de voorzitter. De heer QUADEKKER zegt het volgende: Mijnheer de voorzitter. Alvorens mijn verhaal af te steken wil ik mijn excuses maken voor de hardheid van mijn stem. Mijn stem is wel hard, maar mijn hart is dit niet. Voor de laatste maal in deze zittingsperiode van de gemeenteraad sta ik weer als hekkesluiter achter deze katheder, teneinde U mijn algemene beschouwingen bij de aanvang van de begrotingsbehandeling te laten horen. Zoals te doen gebruikelijk (en nu zelfs ook door U, mijnheer de voorzitter, verzocht), staat e.e.a. op schrift en kan er van enige impro visatie geen sprake zijn, hetgeen ik wel betreur. Erger nog, het hier en daar in herhaling treden met mijn voorgangers is hierdoor onvermijdelijk. Omdat ik weet dat ik niet zo sterk ben in „voorlezen", zal ik extra mijn best doen om uw college en de raad deze laatste minuten wakker te houden, maar ik roep a priori uw clementie in voor het feit dat ik hier en daar over enkele punten wat móet uitweiden. In de periode van ruim 14 maanden die achter ons ligt heeft het ons niet ontbroken aan voorlichting. Hierover zijn wij zeer dankbaar gestemd. Ik zou willen zeggen dat dit het jaar der nota's is geweest. Ik releveer: nota over het huisvestings- en woningbeleid, de bejaardennota, de nota ever de congres- en tentoonstellingsruimte, de nota van de sportstichting, het verslag over de jeugdtandverzorging (in vorm en omvang ook een soort nota), (mag ik tussendoor tegen de wethouder zeggen dat ook de Minister fluor in het drinkwater wil!) en last but not least: de investe ringsnota. Het antwoord op het centraal rapport, uitgebreid en gedegen, comple teerde de voorlichting in zijn geheel. Voor wat betreft de behandeling vóór de begroting van belangrijke onderwerpen, mijnheer de voorzitter, moge ik U als mening van onze

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1962 | | pagina 69