702
14 DECEMBER 1962.
nemen van de reeds eerder genoemde lidmaatschapskosten noemt
spreker daarom niet nodig.
Volgno. 162.
Mevrouw DE BONTE zegt dat door haarde vraag in het centraal
rapport is gesteld over de uitrusting van de ziekenauto's met appa
raten die bij ernstige ongevallen gebruikt moeten worden. Uit het
antwoord van burgemeester en wethouders blijkt dat dit niet het
geval is, doch dat de dienstdoende gemeentelijke arts voor onge
vallen wel over een dergelijke apparatuur beschikt. Zij is echter
van mening dat bij een ongeval de dichtstbijwonende arts zal wor
den geraadpleegd, die niet over de apparatuur van de gemeente
lijke ongevallenarts zal beschikken. Omtrent deze materie staat
in het blad "Ons Reddingswezen": ons land telde in februari 1960
462 ziekenauto's met één of meer brancards. Ongeveer de helft
van deze auto's is uitgerust met een zuurstof- of beademingstoe
stel. Een kwart is voorzien van een chirurgisch ofzuigapparaat. Het
verlenen van eerste hulp en het vervoer van een bewusteloze pa
tiënt met een longbloeding (ten gevolge van een ribbenfractuur)
is een voorbeeld uit de dagelijkse praktijk. Een verkeersslachtoffer
kan in shock zijn, een hersenschudding hebben opgelopen. Derge
lijke gevallen verklaren de noodzakelijkheid van hulpmiddelen
voor de eerste hulp als zuigtoestellen.
Spreekster is van oordeel dat indien de ziekenauto met de appara
tuur voor ernstige ongevallen is uitgerust.de arts die geconsulteerd
wordt, hiervan gebruik kan maken.
Volgno. 178.
De vraag over de instandhouding van de kosteloze zweminrich
ting is haar ingegeven uit zuinigheidsoverwegingen. In 1959 werd
blijkens het antwoord van burgemeester en wethouders door 19.704
personen van de inrichting gebruik gemaakt. In 1962 bedroeg dit
aantal 4622. In 3 jaar tijds waren er dus globaal 15.000 bezoekers
minder. In de begroting 1963 is voor deze zweminrichting een be
drag geraamd van 10.000,-. Indien dit wordt omgerekend komt
men tot de conclusie dat inl962 gemiddeld 18 personen per dag de in
richting bezochten en dat dit dan ongeveer 3,80 per bad aan de
gemeente kost. In het licht van deze cijfers vraagt spreekster zich
toch wel af of het wel verantwoord is dit zwembad in stand te hou
den.
Volgno. 180.
De heer MENDES deelt mede, dat, indien men de door burge
meester en wethouders verstrekte cijfers over 1961 vergelijkt met
de aantallen baden van 1958, 1959 en 1960, blijkt dat de daling
van het aantal baden stabiel is gebleven. Spreker vraagt aan burge
meester en wethouders of verwacht mag worden dat net minimum
is bereikt of dat er een nog verder-gaande daling van het bezoek
is te verwachten.