14 DECEMBER 1962. 709 iedereen en geen uitzonderingen te maken. Mijnheer de voorzitter onze fractie verzoekt Udus te willen over wegen om in de artikelen 25 en 26 van deze verordening de woor den "voor zover aanwezig aan bedrijfspanden" te schrappen. De heer MELZER merkt op dat in het antwoord op het centraal rapport een halve waarheid staat. Er is n. 1. vermeld, dat de functie van de Ulvenhoutselaan als invalsweg na de aanleg van de Aller heiligenwegen de Fatimastraat belangrijk minder is geworden. Spre ker dacht echter dat de Ulvenhoutselaan vanaf de gemeentegrens tot aan de Allerheiligenweg dezelfde functie had gehouden. De heer VAN CAULIL deelt mede, dat in het antwoord op het centraal rapport wordt medegedeeld, dat de zonneschermen worden belast omdat zij een economisch belang voor de vergunninghouder hebben. Het economisch belang bestaat hierin dat het bederf van de geëtaleerde goederen door de zoninval wordt tegengegaan. Met an dere woorden zou men dus kunnen zeggen dat het voorkomen van nadeel dus als winst wordt aangemerkt. Dit noemt spreker niet juist. Ten aanzien van het voorstel van burgemeester en wethouders tot het invoeren van een baatbelasting voor het landelijk gebied vraagt hij zich af of hierbij geen rekening moet worden gehouden met de onbillijkheden, die zich bij deze heffing kunnen voordoen, zoals is gebleken te bestaan bij de heffing van aanlegbelasting in het stedelijk gebied. Spreker is door iemand benaderd, wiens be drijf door de aanleg van een weg in tweëen is gesneden. Bij de in voeringvan deze baatbelasting zal de man per jaar 200, - moeten betalen, ofschoon hij van de weg geen gebruik maakt. Een even tuele vraag of de weg de oorzaak kan zijn van het maken van een grotere bedrijfswinst moet spreker ontkennend beantwoorden. De grond krijgt evenmin een hogere verkoop-waarde, want er ligt een bouwverbod op. Van enige baat voor deze man is volgens spreker geen sprake. Hij vraagt aan burgemeester en wethouders of het niet mogelijk is, onredelijke toepassing van de verordeningte voorkomen. Tenslotte vraagt spreker hoe burgemeester en wethouders de ver ordening voor het gebruik van voorwerpen op of boven de gemeente- gronddenken toe te passen. Hij denkt bijvoorbeeld aan een Horeca bedrijf. Een terras op gemeentegrond wordt belast. Het tarief van 30, - wordt thans verhoogd tot 60, -. Hij wil hierover niet spre- en, omdat deze tariefsverhoging mede helpt de begroting 1963 sluitend te maken. Maar boven dezelfde grond hangt een zonnescherm en een lichtreclame, een uithangbord en een automaat. Nu menen burgemeester en wethouders dat tegen zoninval iets bin nen het gebouw kan worden gedaan, maar bij een horecabedrijf is dit niet mogelijk, zo zegt hij. De klant wenst zich buiten tegen de zon beschermd te zien. Spreker vraagt wat burgemeester en wethouders nu van plan zijn. Wordt het Horecabedrijf nu éénmaal tegen het hoogste tarief be last of krijgt de exploitant een aanslag voor alle voorwerpen, die door hem werden genoemd en derhalve een ongeveer 7-voudige aanslag.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1962 | | pagina 709