710
14 DECEMBER 1962.
De VOORZITTER deelt mede, dat het hoogstwaarschijnlijk het
laatste het geval zal zijn.
De heer RATTINK merkt op dat de heer Kramers namens zijn
fractie aan burgemeester en wethouders heeft verzocht de woorden
"voor zover aanwezig aan bedrijfspanden" in artikel 25 van de
verordening op het gebruik van gemeentegrond te schrappen. Spre
ker meent, dat de bedoeling hiervan is, zij die aan het economisch
verkeer deelnemen belastingplichtig te maken. Hij ziet niet in
waarom kantoren van advocaten, levensverzekeringsmaatschap
pijen niet belastingplichtig zouden worden. Spreker zou dus alle
kantoren willen belasten.
De heer MENDES wenst de aandacht van burgemeester en wet
houders te vestigen op hun antwoord op het centraal rapport op een
vraag gesteld bij volgnummer 161 der gemeentebegroting. In dit
antwoord staat vermeld dat vragensteller ten onrechte stelt, dat in
artikel 14, lid 2 der verordening de taak van de raad is gedelegeerd
en dat uit de letterlijke tekst blijkt, dat de delegatie is beperkt
tot de taak van burgemeester en wethouders en van de burgemeester.
Zijn vraag was echter niet wie delegeert, maar aan wie wordt ge
delegeerd. In de toelichting heeft spreker gelezen, dat ingevolge
artikel 14, lid 2 de belastingplichtige terecht moet bij de chef
van de afdeling financiën en belastingen. Het ontmoet bij hem be
zwaar dat belastingplichtigen tegen een door burgemeester en wet
houders opgelegde aanslag in beroep moeten komen bij een aan
hen ondergeschikte ambtenaar.
De heer KROON meent dat een van de meest onsympathieke
belastingen de baatbelasting voor de landelijke gebieden is. Hij
vindt dat de baat, die de landelijke gebieden van de werkzaam
heden aan de landwegen ondervinden, gelijk te stellen is met ni
hil. Spreker vraagt aan burgemeester en wethouders of het niet
mogelijk is de geraamde opbrengst van 25. 000, - ergens anders
te vinden.
De heer BIEMANS merkt op dat blijkens de nota van aanbieding
de gemeente door gedeputeerde staten gedwongen wordt de baat
belasting voor het landelijke gebied te heffen. Hij wijst er echter
op, dat andere gemeenten met een veel groter landelijk gebied,
deze baatbelasting niet heffen. Ook in deze gemeente verkeerde
de raad enige jaren geleden in de mening dat door de heffing van
deze baatbelasting de verkeerde groep van de bevolking werd ge
troffen. Hij wil echt niet ontkennen, dat er voor de landeigenaren
inderdaad wel iets baat zal ontstaan, doch de baatbelasting, die
men moet betalen, staat niet in verhouding tot de baat die men
heeft.
Ingevolge de verordening zullen thans belastingplichtig zijn, die
eigenaren wiens grond aan de verharde wegen belenden. Spreker
vraagt zich af waarom de eigenaren van de percelen, die belenden
aan de aan de openbare weg.belendende percelen, niet belast moe
ten worden. Ook zij hebben dezelfde baat bij de werken van de