726 14 DECEMBER 1962. volgnos. 584 - 588. De heer VAN CASTEREN zegt dat in het antwoord op het cen traal rapport geen antwoord is gegeven op de vraag of de nodige coördinatie plaats heeft tussen de op verschillende volgnummers eraamde bedragen voor de aankoop van kunstwerken. Hij verzoekt ij het voorstel, dat burgemeester en wethouders, binnenkort aan de raad zullen doen, hieraan de nodige aandacht te besteden. Tenslotte deelt hij mede, dat hij het jammer vindt dat het sub sidie geraamd onder volgnummer 588, ten behoeve van de Bra bantse Stichting voor Beeldende Kunst en Edelambacht, is terug gebracht van 1.000, - tot 200, - per jaar. Wethouder BASTIAENSEN zegt dat voorde aankoop van kunst werken in het investeringsplan een post is opgenomen n. 1. het fonds voor aankoop van artistieke werken. Dit fonds zal gebruikt worden voor stadsverfraaiing.Het is niet de bedoeling om onmid dellijk tot aankoop van deze werken over te gaan. Spreker denkt in verband hiermede aan de bouw van het civic-centre. Er zullen hiervoor in ieder geval voorstellen aan de raad worden gedaan. Ten aanzien van het terugbrengen van het subsidie aan de Brabant se stichting voor Beeldende Kunst en Edelambacht tot 200,- deelt hij mede, dat vorig jaar aan de stichting een eenmalige verhoging tot 1.000,- is toegekend. Bij het verlenen van sub sidie is het volgens spreker gewenst de nodige voorzichtigheid te betrachten. Gaarne wil hij erkennen dat de stichting van grote betekenis is, doch het zou zeer onvoorzichtig zijn om aan elk streven een subsidie toe te kennen. volgno. 600. De heer MELZER zegt: Mijnheer de voorzitter.de zorg voor de jeugd, vanuit het bestuur lijke vlak, heeft een extra accent gekregen door de uitbreiding van Uw college, als de schoolbel het einde der lessen aankondigt neemt wethouder Van Bijnen de verantwoordelijkheid over van collega Bastiaensen, een verdeling van werkzaamheden die ik toejuich. De ons aangeboden nota's, jegens de samenstellers spreek ik gaarne mijn dank en waardering uit, deze nota's mijnheer de voorzitter behandelen het jeugdwerk buiten school-en werkverband. Mijnheer de voorzitter ik behoor niet tot de pessimisten die al maar hoofdschuddend beweren dat het met de jeugd zo droevig zou zijn gesteld, mijn fractiegenoot, geschiedkundige, zal het wel met mij eens zijn dat men, door de eeuwen heen, deze kritiek van ouderen heeft kunnen beluisteren. Hoewel ik toegeef dat er bepaalde alarmerende verschijnselen zijn,ik kom hierop nog terug,dienen we te bedenken dat wij door de hedendaagse publiciteitsmedia, over een veel groter waarne mingsgebied dan vroeger, met ontsporingen worden geconfron teerd waardoor allicht een wat vertekend beeld ontstaat. De zozeer gewenste positieve instelling van de jeugd, hangt be-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1962 | | pagina 726