84 18 JANUARI 1962 Door de heer Van Bijnen is gevraagd om een berekening van het aangenomen bedrag van 70.000,.voor vrijvallende afschrijvingen. De door de heer Van Bijnen zelf nagezochte bedragen in de jaren 1960, 1961 en 1962 heeft spreker niet kunnen verifiëren, omdat exacte bronvermelding met plaatsaanduiding in de begrotingsstukken komen veel staten van afschrijving voor niet plaats vond. De raming van de vrijvallende afschrijvingen, hieronder te verstaan de middelen, die vrij beschikbaar komen door totale afschrijving van bepaalde objecten, is een schatting op grond van investeringen in vroegere jaren (30 a 40 jaar geleden). Het bedrag van ƒ70.000,— is vrij laag, omdat in die periode de investeringsactiviteit nog gering van omvang was. Het bedrag van de vrijvallende afschrijvingen zal in de toekomst sterk oplopen, door de hogere investeringsbedragen in het naaste verleden en in de toekomstige investeringen. De stijging van de opbrengst van het eigen belastinggebied o.a. opcenten op personele- en grondbelasting en straatbelasting is uitslui tend gebaseerd op de normale groei van de stad. De inkomstenstijging houdt dus geenszins verband met stijging van loonpeil of anderszins. Vervolgens heeft de heer Van Bijnen enkele suggesties gedaan, om te komen tot uitgaafverlaging, om zodoende meer middelen voor andere doeleinden beschikbaar te krijgen. Wat betreft de coördinatie van de werkzaamheden van de verschillende gemeentelijke diensten meent spreker te moeten herhalen, dat het college op dit punt steeds blijft streven naar een zo goed mogelijke coördinatie. Het blijft een moeilijk punt, doch op dit moment besteedt een der leden van het college hieraan zijn bijzondere aandacht. Het investeringsplan op langere termijn, gezien in het kader van werkplanning bij verschil lende diensten, kan in dit verband ook nuttig zijn en mogelijk een ver betering brengen. Wat betreft de coördinatie met andere dan gemeentelijke diensten ziet het college echter weinig of geen mogelijkheden tot méér coördinatie, dan thans het geval is. De vereenvoudiging van de administratie en mechanisering daarvan heeft de voortdurende aandacht. Waar mogelijk wordt hiertoe over gegaan en daarbij worden ook de adviezen van de organisatiedeskundige gebruikt. Met name de krapte op de personeelsmarkt dwingt er min of meer toe aan dit aspect meer dan gewone aandacht te schenken. Wat betreft de suggestie om over te gaan tot verlaging van de afschrijvingstermijnen voor dienstgebouwen e.d., moet het college beden kingen naar voren brengen. Voorkomen moet worden, dat de lasten worden verschoven naar de toekomst, waardoor de volgende generatie te zwaar wordt belast. Als onze voorouders van hetzelfde standpunt waren uitgegaan, waren de huidige mogelijkheden nog heel wat beperkter geweest. Ook bedrijfseconomisch bestaan er bezwaren tegen een te laag afschrij vingspercentage. Niet alleen de technische doch ook de economische gebruiksduur van deze projecten moet in acht worden genomen bij het bepalen van een afschrijvingspercentage. Het thans gebruikelijke percen tage van 2x/i gebaseerd op een levensduur van 40 jaar van de gebouwen, acht het college zeker niet te hoog. De toerekening van de beschikbare ruimte van ƒ1.000.000,per jaar aan investeringssector en overige uitgaven, geeft aanleiding tot opmer kingen met volkomen tegengestelde strekking. In het ene geval wordt gevraagd of de beschikbare ruimte van 240.000,voor de overige uitgaven mogelijk enige speling laat om hieruit nog investeringslasten

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1962 | | pagina 84